Van Ascension Island naar de Kaap Verden

 

28 maart 2021

Ik slaap als een paard met zeeziekte. Ononderbroken. Als ik wakker word, is het ontbijten en eerst de rest binnen opruimen, zoals de buitenboordmotor naar binnen, de appels in het net, afwasje doen, koffie zetten. Omdat het nog een beetje te doen is. Dan ga ik naar buiten en ruim de brommer op, sjor deze vast aan dek, een deel van de diesel gaat in de gasbun en een deel in de Lazarette. Ik sjor vijf jerrycans met twintig liter diesel vast aan stuurboord naast de verstaging en hetzelfde aan bakboord. Dan drink ik mijn koffie, roep Ascension Island Radio op dat ik ga vertrekken en licht het anker. Zodra het anker boven is, eerst op de motor veilig wegkomen van de ankerplaats. Dan de stuurautomaat er op en anker vast zetten. De genua gaat uit en zo vaar ik enkele mijlen richting het noorden, om eerst onder de invloed van het eiland op de wind uit te komen. Er komen wat dolfijnen bij de boot en hoewel ik zo langzamerhand genoeg dolfijnen op de GoPro heb, overweeg ik om het zo maar te laten. Echter, er zwermen vogels in de buurt en dat betekent dat de dolfijnen aan het eten zijn. Dus pak ik maar wel mijn GoPro, film wat op het voordek en krijg dan een acrobaat in beeld, waar ik vier jaar op heb moeten wachten. Prachtig. Ik hoop maar dat het er goed op staat.

        

 

Dan zet ik het grootzeil bij en dan doe ik de rest van de dag vooral heeeeeeel kalm aan. Ik ben zo moe. Terwijl ik dit intik, heb ik moeite om mijn ogen open te houden. Afsluiten dus en slapen. Morgen is er een nieuwe dag.

29 maart 2021

Hoewel mijn koers twintig graden noordelijker is dan op mijn reis naar Ascension Island, is de zuidoost passaat eindelijk wat ie moet zijn, namelijk zuidoost en rond de vijftien knopen. De zeilvoering heb ik gistermiddag aan het eind van de dag gewijzigd van alles aan lij naar de zeilvoering zoals van St Helena naar Ascension.

De dag komt langzaam op gang. Mijn rug plaagt me een beetje, dus rustig aan. Ontbijten, koffie, mail bijwerken om vanavond te versturen en voor de rest tempo doeloe en veel buiten zitten, genieten.

De zon laat het vanochtend wat afweten, in de middag wordt dat meer dan goed gemaakt. Bijkomen, bijkomen en bijkomen is het credo. Mindelo, here I come! Oh, dat herinnert me er aan. Vandaag passeer ik min of meer het punt halverwege het traject van Ushuaia naar IJmuiden. Toch wel een noemenswaardig momentje. Vandaag ben ik drieënvijftig dagen onderweg sinds vertrek uit Ushuaia.

Nautische mijlen

Te gaan

Gedaan

Ushuaia - St Helena

3.693

3.693

St Helena - Ascension

700

700

Ascension - Kaap Verden

1.641

115

Kaap Verden - Azoren

1.350

Azoren - Falmouth

1.260

Falmouth - Nederland

350

Totaal

8.994

Nog te gaan

4.486

 Al gedaan

4.508

50%

50%

Start

04-02-2021

Vandaag

29-03-2021

Aantal dagen

53

 

I love Excel. (Geeft me ook wat te doen). Het gaat toch behoorlijk hard. Als je vertrekt denk je, waar begin ik in godsnaam aan. Maar als je dan halverwege bent, wordt het weer overzienbaar. Nog even en ik passeer de evenaar en ben ik weer op het noordelijk halfrond en vaar ik de zomer tegemoet. Waar in Ushuaia de winter voor de deur staat. Veel plezier daar met de kou… ;-)

Vanzelfsprekend zakt in de middag de wind er uit tot een schamele vijf tot tien knopen. En dus kruip ik met een snelheid van drie tot vier knopen richting het noorden. Gelukkig trekt de wind aan het eind van de dag weer wat aan. Ik moet zien dat ik weer een gribje kan binnen halen, omdat ik wil weten waar de ITCZ ligt en hoe groot die is.

Rond een uur of half negen ’s avonds strijkt een vermoeid vogeltje, na enkele vruchteloze pogingen, neer op de zeereling. In het licht van de volle maan zie ik haar haar (ik neem aan dat het een ze’tje is) pogingen ondernemen en als ze zit, kan ik haar net onderscheiden. Gezellig, wat gezelschap. Ik noem haar Merel. Niet dat het een merel is, want merels zijn op de oceaan even schaars als jonglerende ezels, maar omdat het wel een mooie naam is voor een vogeltje. Ben benieuwd of ze er morgenvroeg nog zit. Ze belet me wel om Herman uit het water te halen, dus die werkt vannacht door. Ik wil Merel niet wegjagen.

30 maart 2021

Om één uur vanmorgen vroeg stond ik op om mail te doen via België. Trinidad en Africa zijn sowieso kansloos (geworden). Het kost me een uur om mails de deur uit te krijgen en een klein gribje binnen te halen. Van weerman Mark begrijp ik dat ik op Ascension Island een landing permit voor drie dagen had kunnen krijgen. Daar hebben de dames met geen woord over gerept en dat neem ik ze wel een beetje kwalijk. Ik had dan mijn was kunnen laten doen bijvoorbeeld. Het is niet anders. In MIndelo zit een prima wasserij.

Vannacht, terwijl ik mail binnen haalde, zat Merel nog lekker op haar plekje op de reling, kont natuurlijk binnen boord….. Grrrr! Vanmorgen toen ik opstond was ze gevlogen. Wel een bedankje achter latend, dat wel. Maar of ik daar nu zo blij van word….

    

 

De wind neemt gestaag af, net als de swell. Ik vaar met een snelheid van een knoop of vier. Op het mini-gribje dat ik afgelopen nacht binnen kon halen, zie ik dat ik aankoers op de windstilte voor mijn neus. De kunst wordt om efficiënt en effectief door de doldrums te komen, de windstiltes rond de evenaar. Samen met Mark bekijk ik mijn opties. De ervaring van iemand die er al een keer doorheen gevaren is, is goud waard. Op de heenreis, dus van Mindelo naar Brazilie, bleek het niet nodig te zijn om meer dan vierentwintig uur te motoren. Dat ging dus relatief goed. De vraag is hoelang het hier motoren wordt en of ik daar genoeg diesel voor heb. Zo niet, dan zal ik de brommer op moeten pompen en te water laten, om Romlea al roeiend door de doldrums te trekken. De brommer als sleepboot. Ik ga maar alvast krachttraining doen…..

De energie begint na alle commotie op Ascension Island weer een beetje in het oude lijf terug te keren. Van alle gedoe daar zou je bijna een struisvogelei, correctie, stressvogelei gaan leggen. Ik moet er niet aan denken op mijn leeftijd in deze hitte. De temperatuur in de boot schommelt nu dag en nacht rond de dertig graden.

’s Avonds zit ik graag lang buiten. De sterrenhemel is prachtig en de temperatuur is aangenaam. Merel zie ik niet meer. Mooi, dan kan ze de boel ook niet onder schijten. Maan komt rond negen uur op. Een prachtige verschijning. Het is bijna poëzie. Ze zingt de sterren van de hemel. Marco? Tja, die is er met de buit vandoor gegaan.

31 maart 2021

Als ik vanmorgen opsta, is de lucht wit in plaats van blauw. Niet van de wolken, maar van de hoeveelheid vocht in de lucht. Het zonnetje wordt daarom aangenaam gefilterd. Er staat een lekker windje van een knoop of dertien à vijftien, die de hele ochtend door blijft staan. Ik maak dus goede voortgang in de goedige richting. Deze wind moet tenminste al een aantal uren langer staan, omdat de zee ook wat ruwer is dan gistermiddag laat. Gezien het vocht in de lucht, ben ik op mijn hoede.

Aan het eind van de ochtend zie ik het vissersschip O TABA in de buurt komen op de AIS. Lengte drieëndertig meter, zeg maar even lang als de voormalige veerboot "Schiermonnikoog". Ze passeert op een mijl of zeven afstand. Hoe ik met de verrekijker ook tuur, ik kan ze niet ontdekken.

De zee zit vandaag vol leven rondom me heen. Voortdurend spat er wel ergens water op, ten teken dat een vis even aan de oppervlakte komt en met regelmaat komen er vliegende vissen uit de zee omhoog, vliegen een stuk, waarbij ze waarschijnlijk geen idee hebben waar ze naar toe gaan, maar kennelijk interesseert ze dat ook niet, om een stuk verderop weer in zee te plonzen en uit het oog te verdwijnen. Het blijft een bijzonder gezicht. De afstanden die ze vliegend afleggen kunnen fors zijn. Geen kilometers, maar behoorlijke stukken halen ze met gemak. En natuurlijk hier en daar een verdwaalde en soms verdwaasde zeevogel. Grappig is dat sommige van die vogels echt even langs komen vliegen, de boot inspecteren, zo nodig een teken van goedkeuring laten vallen en weer verder vliegen.

’s Middags neemt de wind traditiegetrouw wat af, maar minder dan vorige dagen. Tegen drie uur komt in de verte een bui voorbij, die een welkome zestien knopen wind meebrengt. Fijn om de knopenteller weer eens richting de acht te zien gaan. De lucht achter me wordt wat donkerder, niets ernstigs, maar ik blijf op mijn hoede.

Tot een uur of vier ben ik binnen bezig. Het windalarm op twintig knopen begint te mekkeren en dus vlieg ik naar buiten. Nu gebeuren er twee dingen tegelijkertijd. Ten eerste komt er een behoorlijke bui over en ik moet werken als een paard om de genua binnen te halen. Onderwijl neemt de wind toe en draait behoorlijk. Schip een beetje dwars op de wind brengen, zodat ik ook het grootzeil een stuk kan reven. De kotterfok laat ik bij staan. Er komt een grote hoeveelheid water naar beneden, alsof er onder mij niet genoeg is. Daarna zakt de wind terug naar een knoop of acht, de boot doet twee knopen maar ik laat het even zo. Waarom? Omdat, terwijl ik aan het werk was, ik achter de boot een signatuur ontwaarde in mijn ooghoeken, die niet past bij het signatuur van Herman. Dus op het moment dat het volop regent, maar maar acht knopen waait, de boot en de situatie is dus onder controle, loop ik naar het achterdek en begin de vislijn naar binnen te halen. Herman de killer heeft een knoepert van een tonijn gescoord en direct afgemaakt. Het beest is al dood als ik hem binnenhaal. De tonijn heeft Herman zo diep naar binnen gewerkt, dat Herman bij het iets naar buiten werken een stuk kieuw heeft meegenomen. Een vis van anderhalve kilo. Natuurlijk foto’s. Natuurlijk niet fileren maar achter op het dek schoonmaken. Natuurlijk laten bloeden, maar geen bloed te bekennen, ook niet als ik de vis daarna een half uur in een emmer zeewater laat "uitbloeden" . Dan de koelkast maar in, het vlees even laten versterven. Ik vermoed dat ik voor twee dagen vis aan boord heb. Wat een joekel. Herman krijgt de rest van de dag uiteraard vrijaf, Hij heeft meer dan zijn best gedaan. Volgende keer wel graag je acties wat beter timen Herman, niet op het moment dat ik moet werken als een paard om de boot onder controle te krijgen. Mijn Herman de killer. Ik laat hem weten dat ik trots op hem ben. Glimmend van plezier brengt hij de nacht door aan de reling.

             

Na de bui blijft er tien knopen noordoosten wind over. Dus, boom in, genua over bakboord, grootzeil weer bij en zo vaar ik verder. Nu iets noordelijker dan driehonderddertig graden om het koersverlies van de afgelopen dagen ietwat goed te maken.

Het blijft een raar fenomeen. Dagenlang zuidoosten wind, een bui en je hebt noordoosten wind. Mijn weerman belooft me tot en met vrijdag wind. Daarna zal ik wel zo rond de evenaar rondhangen. Ik ben er bijna. Op de evenaar bedoel ik….. ;-)

1 april 2021

Nee. Nee, geen grapjes. Mijn veter zit niet los, het zeil hangt niet onder de boot en het aardmagnetisch veld is afgelopen nacht niet omgedraaid, waardoor ik nu niet denk dat ik op basis van kompaskoers naar het zuiden vaar. Niets van dat alles. Gewoon een dag als andere dagen op zee.

Helaas moest ik vannacht toch een paar keer opstaan, omdat het windalarm begon te bléren. Het water kwam met bakken uit de hemel, dus tot twee keer toe kreeg ik een douche cadeau. Op zich niet zo erg, daar zijn handdoeken voor uitgevonden, maar je wordt er wel koud van, temeer omdat de wind ook fors aantrekt. Het grootzeil had ik gisteravond al geheel ingehaald. Het stond gereefd, maar door de swell stond het te klapperen met de precisie van een Zwitsers uurwerk, met bij elke klap een siddering door het schip. Niet goed voor Henk’s nachtrust. Dus stonden de gereefde genua en de gehele kotterfok. Prima om snel te kunnen reven. Daarna zijn er voor zover ik weet geen buien meer geweest, maar het fenomeen om de windsnelheid terug te zien zakken van tweeëntwintig knopen naar acht in luttele seconden, blijft een rare gewaarwording.

Ondanks zware protesten van Herman komt die vandaag niet van de reling af. Verplichte snipperdag. Ik ga geen vis vangen die ik niet eet. Per slot van rekening is het leven dat ook plezier heeft. Dat zie ik dagelijks om me heen.

De ochtendlucht is nog steeds bezwangerd met vocht, maar de beloofde wind staat er! Zestien tot achttien knopen uit het oosten. Dus vaar ik halve wind om wat hoger op te komen, zodat mijn uitgangspositie voor het bereiken van de Kaap Verden gunstiger wordt, zodra ik de doldrums verlaat. Het is wel even wennen, op één oor hangen na dagen en dagen lekker vlak gelegen te hebben.

De helft van de vis is gister opgegaan tijdens het avondeten. Jammer dat er geen koele witte wijn aan boord was. Geen pieper erbij, geen groente, niets. Een halve vis. Meer dan genoeg. Ik zat vol. Heerlijk. Vandaag zal ik kijken of de houdbaarheidsdatum van de wasabi en de ketjap niet te ver overschreden zijn, dan neem ik sashimi voor lunch en de rest van de vis voor het avondeten. Hij moet vandaag op. De koelkast is dan wel vijf graden, maar dat is geen nul en de vis ligt ook niet in ijs, Verpakt in een sluitzak, waar ik zo veel mogelijk lucht uitgezogen heb. Het zou goed moeten gaan. Nu heb ik genoeg Norit aan boord om een compleet bejaardentehuis van COVID-19 af te helpen, maar liever niet, want dat zou betekenen dat de vis toch bedorven was. Ik ga het beleven. Koffietijd!

De wasabi heeft een houdbaarheidsdatum tot ergens halverwege tweeduizendnegentien en de ketjap ergens halverwege een jaar daarvoor. Volgens mij waren dat twee prima jaren, dus meng ik lekker wat wasabi door wat ketjap, snij een kwart vis in blokjes en moet oppassen mijn vingers er niet bij op te eten. Zo lekker. Goed gedaan Herman. In de loop van de middag wordt mijn gezicht niet groen, ik hang niet over de reling, geen buikkramp, buikloop of spastische darmen, niets van dat alles. Dus wasabi, ketjap en vis waren prima.

    

 

In de middag passeert dan toch een bui waar wat wind uit komt. Je ziet ze lang hangen, denkt, gaat ie voor me langs of komt ie over (het antwoord is onvermijdelijk: hij komt over), dan ben je toch net een tikkie te laat met reven, het water komt met bakken naar beneden, dus de volgende douche wordt genoten en na hooguit tien minuten is het hele spektakel voorbij, Het lijkt de doorkomst van de Tour de France wel. Uren wachten, dan komen er in een paar tellen wat snelle Jelles voorbij en dan is het voorbij,

Bij het avondeten gaat de laatste kwart vis in de pan. Meer dan genoeg vlees bij mijn Zuid-Afrikaanse pieper en Argentijnse wortels. Morgen mag Herman weer aan de bak.

    

 

Omdat het weer wat onstabieler is dan de afgelopen dagen, zal ik toch een tikkie gereefd de nacht ingaan. Morgen zal ik naar verwachting de evenaar passeren. Ik probeer een paar keer mail te versturen en ontvangen: kansloze excercitie.

2 april 2021

Vannacht kwam er natuurlijk rond twee uur weer een bui over, dus het nest uit en grootzeil reven, de genua was al gereefd. Daarna niet meer. De ochtend begint weer met een witte hemel. Er staat een heerlijke zuidoosten wind van achttien knopen. Rond kwart over elf passeer ik de evenaar.

    

 

Althans de evenaar volgens de Amerikanen. En gezien het clowneske regime van de afgelopen vier jaar, wie zegt me dat dat ook de evenaar is, gezien vanuit nuchter Nederlands perspectief. Misschien is het wel een alternatieve evenaar, of een fake evenaar. Misschien has de evenaar wel been stolen. Wie zal het zeggen. Waar de evenaar nu wel of niet ligt, ik ben onderweg naar het noorden en ik schat in dat ik met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid weer op het noordelijk halfrond ben en dat is voor mij de juiste kant op.

Herman is vanmorgen wat balorig, na zijn verplichte snipperdag van gisteren. Voortdurend steekt hij zijn kop boven water en klaagt dan over te hoge golven en te hoge snelheid. Ja kerel, je hangt nu eenmaal achter een performance cruiser, dus ik ga daar verder niets aan doen. Het laatste wat ik ga doen is mijn snelheid voor jou verlagen. Hij neemt op zeker moment gelaten de feiten zoals ze zijn. Mooi zo.

Nu ik de evenaar gepasseerd ben, zullen de temperaturen ook, zij het heeeeeel langzaam, weer wat afnemen, zodat het verkeren in de boot met de dag een tikkie dragelijker wordt.

In de middag worden de weersomstandigheden wat stuimiger. De wind neemt af tot een knoop of vijftien, de lucht komt wat tot rust, de zee kalmeert wat en Herman krijgt weer plezier in zijn dankbare taak. Er wordt een broodje gebakken, ik neem een lekkere douche, ondertussen kachelt Romlea rustig noordwaarts met een gangetje van zo’n knoop of vijf en zo glijdt de dag langzaam over in de nacht.

In de avond rond half elf lukt het zowaar een kleine positie update te mailen. Hoera. België wil al een aantal dagen niet dus het gaat zowaar via Trinidad, maar elke dag moet ook dat beter worden, gezien het feit dat ik elke dag zo rond de honderd mijl dichter bij België kom.

3 april 2021

De dag begint met een rollend schip. Mijn eerste gedachte is: "Geen wind", maar dat is niet wat ik meekreeg van mijn weerman. Dus de kop naar buiten om te constateren dat ik nog steeds met een knoop of vijf de goede kant op vaar. De windhoek is weer zodanig dat ik melkmeisje zou kunnen varen, maar gezien het instabielere weer, doe ik dat toch niet. Als de genua op de boom staat, staat er een enorme lap vast voor op het schip dat in harde wind maar lastig binnen te krijgen is. Het is me net wat te link. Het mag hard gaan maar het moet vooral ook veilig, leuk en beheersbaar blijven voor iemand die niet kan zeilen. Ahum.

Herman ligt al vroeg in het zilte sop. Hij verdwijnt met plezier onder water en begint als een bezetene te werken. Gezien de vele hoge sluierbewolking van de afgelopen dagen, zijn de accu’s leeg. Het is het meest efficiënt om ze ’s morgenvroeg te laden, dan gaat het laden het hardst, omdat de zonnepanelen nog geen kans hebben gehad energie in de accu’s te proppen. En dus gaat Perkie aan om er in anderhalf uur honderdvijftig ampéreuur in te pompen. Daarna keert de rust weer aan boord en mogen de panelen het overnemen.

Ik probeer zo oostelijk mogelijk te blijven om de beste uitgangspositie te creëren om de Kaap Verden aan te kunnen doen. Dat is schipperen tussen ver genoeg westelijk blijven om geen gedoe te krijgen met Afrikaanse bootjes en oostelijk genoeg om straks de noordoostpassaat aan te kunnen om de Kaap Verden aan te kunnen doen. De lezer houde er rekening mee dat indien dat scenario mislukt en ik de Kaap Verden misloop, ik dan of deze eilanden voorbij moet varen om daarna overstag te gaan en ze alsnog aan te lopen of dat ik in één ruk doorkachel naar de Azoren. Ik preludeer er nog maar niet op, maar als het laatste op dat moment mij voorkomt als de betere optie, zet ik door. Oost west, thuis best.

Rond het middaguur zakt de wind terug naar de beloofde elf knopen. En dus menen de zeilen weer recht te hebben op een flapperklapperconcert. Helaas. Ik haal het grootzeil binnen, de genua, boom vervolgens de genua uit aan lij en ik vaar verder met een knoop of vier. Geen concert! Met alleen de genua op kan ik mezelf prima redden mocht er een stevige bui overkomen. Geen melkmeisje dus maar slechts een uitgeboomde genua, het ei van Columbus voor nu. Dit brengt me overigens bij de volgende vragen. Welk ei? En waarom was dat voor deze Columbus zo belangrijk? Over welke Columbus hebben we het? De zeeman? De politieagent? (Ook wel verbasterd tot Columbo, maar dat terzijde). Of een andere aardbewoner met de naam Columbus uit (lang) vervlogen tijden? Ik weet het niet. Ik kan het ook niet googelen want ik heb geen internet aan boord. Het zit me goed dwars. Vind ik het ei van ene Columbus, weet ik niet wat de herkomst of het doel er van geweest is.

4 april 2021

Vandaag is het precies twee maanden geleden, oftewel negenenvijftig dagen, dat ik losgooide in Ushuaia. Sindsdien ben ik dus met een onderbreking van een paar uur op Ascension Island twee maanden onafgebroken aan boord en op zee geweest. Geen slechte prestatie zou ik zo zeggen en in die tijd zo ongeveer vijfduizendzeshonderdenvijftig nautische mijlen al zeilend (of eiland drijvend) afgelegd. Ook niet verkeerd.

Eerste paasdag. Op zee is er geen verschil met geen paasdagen. Het is op het moment van intikken van dit bericht vijfendertig graden Celsius in de boot. Oorzaak: Sinds vanmorgen twintig voor tien lopen motor en watermaker. Er stonden nog zes knopen wind, ik dreef naar het noorden met twee knopen snelheid en ik vond het wel welletjes. De nacht was rommelig. Om twee uur een hele hele dikke plensbui, waarbij ik zat te wachten op harde wind die niet kwam. Daarna werd het een rolfestijn, hoewel de genua keurig zijn werk bleef doen.

Zodra ik in de boot kom, begint het zweet in straaltjes te lopen, dus ik blijf liever buiten. Rond zes uur gaat Perkie een uurtje uit. Ik doe de mail, al lukt dat pas tegen zevenen, ik controleer oliepeil en koelwaterniveau van de motor en het lukt me om zonder morsen zestig liter diesel uit de jerrycans in de tank te krijgen. Als ik dat doe, zie ik een eind verderop dolfijnen zwemmen. Raar, omdat ik zeker driehonderd mijl uit de kust ben en ik eerder ook op de hele tocht van Ushuaia naar St Helena geen dolfijn heb gezien. Mijn kloppen op de romp brengt ze niet dichterbij. Perkie gaat weer aan, gas op de lollie en de stuurautomaat doet haar werk weer. De windvaan is opgeborgen, heeft nu geen nut.

’s Avond rond een uur of tien zit er flink onweer voor mijn neus. Gelukkig redelijk ver weg voor zover ik kan inschatten en in de wolken. Voor zover ik me kan herinneren was het laatste onweer in Buenos Aires. Lang geleden. Het blijft een angstig fenomeen, onweer op een boot. Voor hetzelfde geld ben ik al mijn elektronica kwijt bij een directe inslag. De boot en ik overleven wel, maar wat dan? Probeer maar eens te navigeren zonder elektronica. Ik moet er niet aan denken. Toch ben ik een soort van "sitting duck" hier op het water, met in de verre omtrek de enige bliksemafleider van twintig meter hoog. Het beste er maar van hopen. Een paar kritieke dingen gaan goed ingepakt in de oven. Het onweer zit op een bepaald moment geheel om me heen. Op de radar, die nu permanent aan staat, zie ik zware regenbuien voor me. Oké. Er staat nog een afwasje te doen.

    

 

5 april 2021

Het onweer blijft ’s nachts nog lang hangen. Het valt me op dat de zee nog behoorlijk choppy is, ondanks nagenoeg windstilte. Vanmorgen is de zee rustig, het is zwaarbewolkt en uiteraard is het warm. Om het nog wat warmer te maken, bak ik maar een brood. Het is: binnen iets doen tot het zweet begint te lopen, dan afdrogen, maken dat ik buiten kom, afkoelen en daarna verder. Geen pretje, maar andere mogelijkheden zijn er niet. Om het drinkwater niet te lauw te hebben, ligt er een flesje in de koelkast. Als ik wil drinken meng ik dat met lauw water en dan is het lekker fris om in te nemen, niet te warm en ook zeker niet te koud.

Herman blijft deze dagen aan de reling. Met een draaiende schroef is er weinig kans dat grote vis in de buurt van de boot komt. Tegen de avond leg ik de boot weer stil. Er komt nu een soort dans met jerrycans met diesel op gang. Alles wordt losgemaakt (wat nogal een werkje is) en de inhoud van maar liefst vijf cans verdwijnt in de tank. Honderd liter. De tank is dan bijna vol. De jerrycans worden weer vastgezet, met de laatste twee volle het dichtst bij het vulpunt van de tank. Na het verzenden en binnen halen van enkele mails gaat de knor weer aan en wordt weer koers gezet noordwaarts.

Op de radar zie ik achter me een bui verschijnen. Ze haalt me in (let wel, ik vaar tegen de wind in) en laat wat regen boven me los. Ook onweert het weer (gelukkig hoog, dus niet "naar beneden"), dus enkele kritische elektronische attributen worden zo veilig mogelijk opgeborgen in de oven. De bui haalt me in, laat haar lading los, dank, en daarna is het feest weer over. De tweede nacht onder motor staat me te wachten.

    

 

6 april 2021

Als ik ’s morgens wakker wordt, staat er zowaar wat wind. Niet veel, maar toch. Helaas pal uit het noorden, ongeverig de kant waar ik naar toe moet. Ik besluit om te kijken of ik er al iets mee kan. Alle zeilen vol bij, knor uit en ja, met een knoopje of drie kachel ik noordoost. Ik probeer zo hoog mogelijk te varen om niet teveel "om" te varen. En dat lukt aardig. Van een koers op motor van driehonderdendertig graden naar een koers onder zeil van dertig graden. Niet te slecht, gegeven de omstandigheden.

In de loop van de dag neemt de wind wat toe, daarmee de snelheid en de mogelijkheid een enkel graadje hoger op te gaan sturen. Rond half één in de middag vaart een LPG tanker (de "Sahara gas") vlak voor mijn neus langs. Er is dus nog leven op aarde. Mooi.

Verder in de middag zakt de wind weer in en de snelheid loopt terug naar twee tot drie knopen. Ik vind het even best. Het is minder warm in de boot en het zweet loopt minder snel. Helaas betekent minder wind ook een iets minder hoge koers, maar dat zij dan maar zo. Verder zijn deze dagen vooral loom en sloom. Veel valt er niet te beleven, maar ik heb ook nergens veel zin in. Het is me te warm.

In de avond krijg ik weer nachtelijk vuurwerk om de oren. Gelukkig zit het onweer weer hoog, dus tussen de wolken, maar zekerheidshalve gaat er weer het nodige in de oven. Op de radar zie ik binnen zesendertig mijl om mij heen geen regen. Zo nu en dan hoor ik heel in de verte het rommelen van de donder. Om een uur of elf vind ik het welletjes en ik ga kijken hoe ik zeilend de nacht door kom en wat de dag van morgen brengt.

7 april 2021

De nacht verloopt niet eens zo beroerd. Een paar keer word ik wakker omdat Romlea lekker loopt. Het enige wat ik dan doe is kijken hoe ik vaar ten opzichte van de wind. Één keer kan ik twintig graden opsturen en voor de rest lekker slapen. ’s Morgens staat er niet veel wind, variërend tussen zes en negen knopen ware wind. De wind is dus wat wispelturig, zowel in kracht als richting. ’s Morgenvroeg kan ik bijna vijftien graden varen, tegen elf is dat weer terug gezakt naar vijfenveertig graden. Maar goed, er is wind, er is voortgang en ik ben de windstiltes door. Nu maar hopen dat Aeolus een beetje wil helpen om me efficiënt in Mindelo te krijgen.

Om elf uur noteer ik de "meterstanden" weer. Effectief ben ik in vierentwintig uur negentien mijl dichterbij Mindelo gekomen, met een afgelegde afstand van achtentachtig mijl. Niet heel erg goed, maar met de wind zo ongeveer precies op de te varen koers en weinig wind, valt dat ook niet mee. Jammer, maar het zal ploegen worden naar de Kaap Verden.

Mijn strategie is er nu op gericht om zo snel mogelijk noordelijker te komen, in plaats van zo snel mogelijk naar Mindelo. Ik hoop daarmee sneller meer wind op te kunnen pikken, om zo meer snelheid te kunnen maken. Ergo, hierbij de situatie zoals die nu is (ware windhoek en alles in graden):

Koers naar Mindelo: 327

Gevaren koers: 45

Windhoek: 60

Windrichting: 345

Ik vaar dus 45.

Dat is meer noordelijk dan richting Mindelo.

Noordelijk = 45

Mindelo = 78.

Stel nu dat ik overstag ga

Koers naar Mindelo: 327

Gevaren koers: 285

Windhoek: 60

Windrichting: 345

Ik vaar dus 285.

Dat is meer richting Mindelo dan noordelijk

Noordelijk = 75

Mindelo = 42

Het is even een raar spelletje, maar ik geloof dat dit de beste keus is. Temeer omdat als ik in de noordoost passaat kom, mijn uitgangspositie beter is voor de KV, maar ook omdat ik sneller noordelijker ga.

Ik zal, ter afwisseling van deze lome warme dagen, zo dadelijk onthullen wat de pot vanavond heeft verschaft, zodat de niet-ervaringsdeskundige lezer even gelegenheid kan nemen om op de grond te gaan zitten. Dit om te voorkomen dat de lezer van haar / zijn stoel valt, of, nog erger, omvalt. Daarom eerst even het actuele weerpraatje.

In de mail "vertelt" weerman Mark me dat ten noordwesten van me iets meer wind zit. Ik haal een minuscuul gribje binnen met veel moeite en ja, daar zit iets meer wind. Afstand ongeveer honderdtwintig mijl. Een etmaal varen bij vijf knopen vaarsnelheid. Het goede nieuws is dat het mijn kant op komt. Maar het zet bovenstaande strategie wel op losse schroeven. Aangezien er de komende uren geen wind te verwachten valt, het "waait" nu ongeveer drie knopen, overweeg ik om alle doeken binnen te halen en met Perkie aan het zwoegen de windkant op te varen. Ik denk dat dat de beste keus is, alhoewel het wel een aanslag is op mijn dieselvoorraad van honderdtwintig liter. Ik vaar nu zestig graden, dus wel met een noordelijke component, maar met twee tot drie knopen vaarsnelheid gaat dat niet hard.

Goed, ik neem aan dat de niet-ervaringsdeskundige lezer zit. De pot schafte chili con carne met uitgebakken spekkies en een halve rauwe sipel (ui voor de niet-Friestalige lezer). De niet-ervaringsdeskundige lezer zal mogelijk denken: Zulke zware kost bij dertig graden Celsius?

Welnu, laat ik enige toelichting geven. Want van de week volgt hetzelfde recept nog een keer maar dan niet met chili con carne maar met kidney bonen, onder toevoeging van mayonaise en een scheutje azijn. De niet-ervaringsdeskundige lezer realisere zich, dat ik onafgebroken (behoudens enkele uren op Ascension Island) gedurende twee maanden constant aan boord van een zeilend jacht ben geweest. Dat vergt het nodige aan lichamelijke beweging, om de bewegingen van het schip te kunnen overleven c.q. compenseren. Ik heb daarom de laatste dagen het idee, dat ik nogal wat aan het afvallen ben. Helaas kan ik dat niet onderbouwen, enige weegschaal die mijn gewicht zou kunnen dragen, ontbreekt aan boord. Nu zou ik daar wel iets op kunnen verzinnen met hefbomen en zo, maar waarom zou ik. Dus de hoeveelheid energie die ik elke dag verstook is enorm. Dat moet aangevuld worden. Gelukkig ligt de koelkast vol met bounties en marsen, maar enig vet op zijn tijd is ook goed. Vandaar. Genoeg voor vandaag.

8 april 2021

Geen onweer gisteravond. Zelfs in de verste verten niet (voor zover mijn waarneming reikte) en ik kan u verzekeren, de verste verten, dat is ver! Na enige beraadslaging met mezelf gisteravond op basis van de nieuwe weersinformatie, afgezet tegen mijn strategie, besluit ik te gaan motoren. Die beraadslaging gaat ongeveer zo:

"Ik denk dat ik vannacht naar de wind toe moet motoren"

"Ja, dat vind ik ook"

"Nou, dan doe ik dat, zeilen in en motoren dan maar".

U ziet, deze beraadslaging loopt vrij efficiënt tussen scribent dezes en mijzelf. Gelukkig maar, niet teveel gedoe met mezelf.

Na een nacht motoren, word ik rond zeven uur wakker van het windalarm. Mooi, er staat dus tien knopen ware wind. Opstaan en zeilen omhoog. Het is vanmorgen fris in de boot, ondanks dat de motor de hele nacht heeft staan werken. Achtentwintig en een halve graad. Brrr…

Direct vul ik ook mijn dieseltank bij met de laatste veertig liter diesel die nog aan dek staan (de overige diesel staat onderdeks). De zee is nu nog rustig en wat niet op het dek staat, kan in Mindelo ook niet van het dek gejat worden.

Op mijn AIS zie ik schepen voorbij komen die meer dan honderd mijl van me verwijderd zijn. Het gaat kennelijk goed met de ionosfeer. Even later krijg ik marifoonverkeer mee. Oppassen geblazen dus, hoewel het allemaal netjes Engels is (en dus geen Afrikaans visserslatijn). Dat is ook de reden dat ik zeilend de eerste slag de oceaan op maak, weg van de kust (de wind is noord). Ik ben de kust genaderd tot een mijl of tweehonderd. Dichtbij genoeg.

Zuslief meldde dat ze druk bezig is met de autoriteiten op de Kaap Verden om mij daar te laten landen. Kijk, dat is anticiperen waar ik blij van word. Nu zullen ze me niet direct wegsturen alsof ik een melaatse ben in de middeleeuwen, maar wat geregeld is, is geregeld.

De middag verloopt rustig. Er staan tien knopen wind, met uitschieters naar dertien. Dat betekent nu en dan achttien knopen schijnbare wind, waarbij de bootsnelheid gauw oploopt tot zes à zeven knopen. Lekker natuurlijk, maar voor drie volle bijstaande zeilen is dat misschien wat te veel van het goede. Dus zet ik het eerste rif in de genua en reef ik het grootzeil een stukje. Prompt komt de schijnbare windsnelheid niet meer boven de dertien knopen en de bootsnelheid zakt naar vier knopen. De genua maar weer vol bij dan. En ja, er gebeurt weer wat.

Ik heb vanmorgen geprobeerd Herman zijn werk te laten doen, maar het ging te hard. Herman stopt dan met wieberen en begint te draaien. O zo vervelend voor mijn lijn. Met ontrafelen ben ik nu wel een beetje klaar, dus hang ik Herman weer aan de reling, zeer tegen zijn zin. Morgen opnieuw proberen.

Rond zes uur ’s avonds valt de wind terug naar een knoop of negen en dus gaat fluks het grootzeil in zijn volle glorie weer bij. Nu maar hopen dat er vannacht niet een bui over komt waar een bak wind uit komt.

9 april 2021

Rond tien uur gisteravond voer ik over de tiende breedtegraad. Dat is zeshonderd mijl boven de evenaar, die ik op twee april kruiste. Er is voortgang. Natuurlijk is er voortgang, maar het is soms ook gewoon fijn om dat bevestigd te krijgen. Zeshonderd mijl blijft een indrukwekkende afstand.

Vannacht stond er relatief weinig wind. Er is gelukkig geen bui geweest.

De morgen begint met een stralende zon en een blauwe lucht. Letterlijk geen wolkje aan de lucht, tot in de verste verten niet. Inmiddels moge bekend verondersteld worden dat de verste verten ver is. Er zit nog vocht in de lucht, maar aanzienlijk minder dan dagen geleden. Meer oppassen dus dat ik niet verbrand. ’s Morgenvroeg en in de avond kiert de zon graag onder de bimini door, er is veel weerkaatsing van het zonlicht op de golven op zulke momenten, dus het recept om voor kreeft te studeren ligt panklaar zogezegd.

Ik zie op de AIS app weer een keur aan schepen die meer dan honderd mijl van me verwijderd zijn. Om acht uur in de morgen kan dat niets anders betekenen dan een behoorlijke propagatie van het honderdvijftig megahertz signaal. Het maakt me nieuwsgierig of het SSB signaal van rond de vijftien megahertz hier ook van profiteert, maar dat blijkt ijdele hoop na een testje. Maar weer wachten tot negen uur vanavond.

Het wordt (gelukkig) merkbaar frisser ’s morgensvroeg. De thermometer in de boot geeft zevenentwintig graden aan. Ik merk het ook aan mezelf. Mijn hersenen voelen minder verweekt en het denkvermogen komt weer een beetje terug. Yep, ik vaar naar het noorden. In Nederland schijnt het "pokkekoud" te zijn. Geniet er van zou ik zeggen, voor je het weet, is er weer een hittegolf en ligt het land op apegapen. ;-)

Rond half twaalf vist de "Mar Largo" bij me in de buurt. Als ze op minder dan vijf mijl afstand zit, begrijp ik niet dat het alarm van mijn AIS app niet begint te bléren, zoals dat voorheen wel gebeurde. Ik check alle instellingen, maar daar is niets mis mee. Hier word ik onrustig van. Dat betekent namelijk dat als ik lig te slapen, er ook geen alarm komt. Als de tegenpartij dan op ramkoers ligt en ook ligt te pitten en veel groter is dan ik….. ik moet er niet aan denken. Vervelend dat ik niet blind kan vertrouwen op de techniek aan boord, maar daarentegen, het blijft techniek. Dit is dan ook het nadeel van solozeilen. Je kunt niet dag en nacht waakzaam zijn.

Ik heb zojuist de afgelegde afstanden sinds vertrek uit Oostmahorn op 29-05-’17 (op 21-05’17 was de "proef"-afvaart) eens in Excel gestopt. Ik was benieuwd naar het aantal afgelegde mijlen. Van Oostmahorn naar Ushuaia is 11.514,1 Nm afgelegd, dat komt neer op 21.324,0 km. Natuurlijk is dit inclusief alle gedoe zoals terug varen naar Buenos Aires vanaf Mar del Plata, na de vervanging van de furler van de genua, maar toch. Een respectabele afstand.

Inmiddels staat de teller op 16.969,3 Nm, dit komt overeen met 31.427,2 km.

Sinds Ushuaia heb ik dus 5.455,3 Nm oftewel 10.103,2 km in mijn uppie afgelegd, in zo’n twee maanden tijd. Als je er zo naar kijkt, zijn het indrukwekkende getallen en dus afstanden.

Om kwart over één krijg ik spontaan bezoek van Bella. (Ik neem maar weer aan dat het een ze’tje is). Een mooi zwart vogeltje, dat een beetje lijkt op een zwaluw. Ze strijkt neer op de reling. Het lukt me om haar te filmen met de GoPro, zonder haar weg te jagen. Eerst vanuit de kajuitsingang, dan door het raam en tenslotte uit het luik op de achterhut. Deze voorzichtigheid is volstrekt overbodig. Bella vliegt op, piept hier en daar wat, vliegt wat rondjes om de boot en vliegt pardoes naar binnen. Ik er natuurlijk met de GoPro achteraan. Eerst inspecteert mevrouw de kajuit, dan de voorhut, dan de achterhut, vervolgens de badkamer achter en weigert dan om naar buiten te gaan. Ik vang haar heel voorzichtig, heb een goed gesprek met haar en laat haar los door het luik van de achterhut. Ze vliegt weer een paar rondjes om de boot en komt dan in de kuip op de bank tegenover me zitten. En weer gaat mevrouw naar binnen. Paar rondjes binnen en weer naar buiten. Ik besluit het luik maar dicht te doen. Ze vliegt nog een paar keer af en aan, gaat de laatste keer op het instrumentenpaneel buiten zitten en laat haar CE-certificaat vallen. Daar ben ik natuurlijk wel blij mee, een officieel goedgekeurde boot. Daarna vliegt Bella weg. Wat een schatje. Samen met Siem (een vergelijkbaar vogeltje, dat niet aan boord is geweest) vliegt ze speels over de golven weg.

       

 

Ondertussen blijkt de wind stiekem te ruimen, dus ik pik elke keer een graadje mee. Hoe hoger de koers, hoe sneller naar Mindelo.

Na alle consternatie met Bella, blijven andere tumultueuze beproevingen mij bespaard. Ik geniet weer volop van een heerlijke middag zeilen. De zeilen staan goed, de boot loopt goed, de koers is goedachtig, wat wil een mens nog meer. En als kers op de appelmoes, ’s avonds het eerder beloofde diner met opgewarmde kidney bonen uit blik, uitgebakken spek, een halve sipel (ui), een jaap mayonaise en een scheut azijn. Heerlijk! Met als toetje een puddinkje met bananensmaak uit een pakje, aangemaakt met melk. Mijn dag kan niet meer stuk (onder voorbehoud van een ramp zoals een boot die zinkt voor twaalf uur vanavond. Ik kan de lezer verzekeren dat in zo’n scenario mijn dag goed, maar dan ook goed stuk is!).

10 april 2021

Gedurende de nacht is de wind sterker dan op basis van het minuscule ribje verwacht mag worden. Ik moet er een aantal keren uit, vanwege windalarmen (ware wind) op veertien, vijftien en zestien knopen. Ook reef ik verschillende keren zowel grootzeil als genua iets. Ik probeer daar wat terughoudender in te worden. Als ik de genua tien centimeter inrol, dan lijkt dat niet heel veel, maar met een doeklengte van achttien meter (masthoogte bovendeks), rol ik dan toch bijna twee vierkante meter in. Het effect van reven met een rolsysteem is ook dat de vorm snel uit het zeil verdwijnt en dat gaat ten koste van snelheid.

De dag begint daarna net als gisteren, stralende zon en een strak blauwe lucht. De windhoek is toegenomen tot vijfenzestig graden bij een zelfde voorliggende koers als gisteren. Een mooi moment om terrein te winnen en dus stuur ik rond de twintig graden op. Snelheidsverlies geeft het niet. De zeemijlen janken onder de kiel door. Overigens komen de Kaap Verden nu snel dichterbij en dat is mooi. Enkele dagen geleden was het nog zoeken naar de juiste strategie, maar met behulp van de adviezen van een ervaren zeezout, is dat prima gelukt. Nu eerst een lekker bakkie Douwe Egberts vervanger. En na gaan denken over welk exquise gerecht ik vanavond zal bereiden.

Omdat de zee door de doorstaande wind afgelopen nacht behoorlijk onrustig is, ben ik vandaag wat meer binnen en werk aan het verslag van mijn aankomst op de Falklands tot en met de reis naar Ushuaia. Dan is het hele verhaal weer compleet en kan ik, zodra ik over internet beschik, de website weer bijwerken. Er staat een kruiszee waardoor Romlea door de golven knalt als een hobbelpaard op een slecht onderhouden kermisattractie. Je hebt zo van die dagen.

Rond een uur of vier neemt de wind wat af, dus ik zet vol zeil, om daarna tegen een uur of vijf weer toe te nemen en ik weer iets reef. En zo blijft de zeezeiler aan het werk. Liever gereefd de nacht in en een beetje doorslapen dan wakker liggen waakzaam te zijn en er een paar keer uit moeten om te kijken hoe het gaat en eventueel te reven. In het donker, dus met een zaklamp in de mond…. Tja, men moet wat om vast te stellen hoever een zeil al ingerold is. :-0

11 april 2021

Als ik vanmorgen opsta, valt het me op dat de koelkast uit is. De eerste gedachte is: "Kapot". Ik vergeet hem wel weer eens aan te doen nadat ik de SSB radio gebruikt heb, hij stoort als een gek op de radio, maar ik weet zeker dat ik hem gisteravond weer aan heb gedaan. Als ik de temperatuur controleer in de koelkast is die netjes vijf graden. Gelukkig. Een blik op de thermometer in de kajuit geeft uitsluitsel. Vierentwintig graden. Het wordt nu merkbaar koeler, ik merk kennelijk toch dat ik de staart van de winter op het noordelijk halfrond binnenvaar.

De wind is gisteravond en vannacht gekrompen, dus ik heb een aantal keren de koers moeten bijstellen. Ik zit op dit moment (9:30 UTC) zo’n honderdtwintig mijl onder Fogo en met deze koers, koers ik recht af op de luwte ten zuidwesten van Fogo. Het lijkt er op dat ik in de loop van de dag overstag moet, om oostelijk van Maio en Boa Vista uit te komen. Dan kan ik vanuit dat punt weer overstag en verder varen richting Mindelo.

De lucht is vandaag wat bewolkt. Doordat het vannacht wat minder hard gewaaid heeft, is de zee een stuk rustiger dan gisteren. Wel zo comfortabel en de windenergie wordt effectief omgezet in snelheid in plaats van in de vervorming van golven.

Na dagen werkeloos aan de reling te hebben gehangen, probeer ik Herman weer te laten zwemmen. Maar Herman is balorig. Er is geen land mee te bezeilen. Ik probeer wat aanpassingen aan zijn tuig te doen, maar niets is meneer naar de zin. In een onbewaakt moment neemt Herman de vinnen (vissen hebben geen benen). Hij verdwijnt naar de diepte met RVS draad, lood en dyneemalijntje en al. Gelukkig neemt hij de deurbel niet mee. Het ga je goed vriend Herman. Dank voor al je werk. Ik zal in Mindelo eens kijken naar vistuig. Een kunst-inktvis werkt nog altijd het beste in deze wateren. Wel jammer dat ik Herman nu kwijt ben, de wateren rondom de Kaap Verden zijn bekend bij sportvissers vanwege het vangen van grote vissen als tonijn en wahoo’s. Jammer, jammer, jammer.

Tegen vijf uur in de middag zie ik het AIS signaal van twee Chinese vissers, de "Foe Jong Hai" en de "Tjap Tjoi". De ene heeft een klasse A en de ander een klasse B transponder. Positie, koers en snelheid zijn identiek. Ik pak de verrekijker en kan maar één schip ontdekken. Een typische roestige bak, maar van een ander type dan de "Jiggers" op de Falklands. Gezien de hoeveelheid antennes die hij meetorst, zou het net zo goed een Russisch spionageschip kunnen zijn. Ze liggen op ramkoers, maar wijzigen netjes koers en varen achter me langs. Volgens het AIS signaal zijn ze aan het vissen. Misschien met hengels, ik zie niets wat ook maar op vissen lijkt.

Dat er twee AIS signalen zijn is op zich gek. Misschien een aanbieding van de week op Aliexpress: "Nu: Twee AIS transponders voor de prijs van één". Een logischer verklaring is dat hij een soort bijboot aan boord heeft met een eigen AIS transponder. Hoe het ook zij, het is weer een verzetje op een verder hele mooie middag zeilen. De zee is niet te ruw, Romlea ploegt lekker door en van enige invloed van het windstille gebied voor mijn neus verneem ik nog niets, al is dat geen reden om door te varen. Ik zal vandaag overstag moeten en dat ga ik zo doen ook, als Mr. Lee een beetje uit de buurt is. Liever bij licht overstag dan bij donker, ik kan dan mooi oostwaarts koersen in de nacht.

Overigens ging het AIS alarm nu wel keurig af op de app. Maar waarom de ene keer wel en de andere keer niet? Het blijft mij een raadsel, maar ik ga er wel (weer) contact over opnemen met de fabrikant.

Tegen zes uur ga ik dan overstag. Een werkje. Omdat de temperaturen aan boord merkbaar dalen, heb ik weer energie om wat dingetjes te doen, zoals kleine klusjes binnen en wat schoonmaken of programmeren. De dagen gaan dan toch een stuk sneller voorbij dan wanneer ik buiten op apegapen lig onder de bimini. Morgen maak ik weer een liter bananentoetje uit drie zakjes en een liter melk. Ik kom de dag morgen wel weer door. Nog een paar dagen en dan heb ik de etappe naar de Kaap Verden ook achter de rug.

Het diner wordt een culinair avontuur en experiment. Tijdens het raiden van de supermarkt, zijn er een aantal etenswaren in mijn kar beland, waarvan ik toen nog niet kon vermoeden wat het was. Of de kleur van het blik zag er mooi uit of er was een andere reden. Nu stonden bij het vlees in blik ook een aantal mooie blauw geverfde platte blikken. Daarvan heb ik er een aantal meegenomen. Na bestudering kom ik tot de conclusie dat het gaat om een soort van vleescake. Een cake gevuld met steak en kidney. Het deksel moet er af en dan moet het blik met inhoud een half uur de oven in (of tot het moment dat de korst mooi bruin is) en kan de inhoud daarna genuttigd worden. De oven moet op tweehonderddertig graden voorverwarmd zijn, dat schijnt overeen te komen met stand acht. Hoe ze dat weten is mij een raadsel, maar ik kan niet anders dan er op vertrouwen. Per slot van rekening komt de cake uit Engeland en mijn oven ook, dus ergens zal er wel een match zijn. Nu maar hopen dat het smaakt. Anders kunnen er een aantal blikken overboord en ben ik een half uur gas kwijt. :-(

En met deze cliffhanger sluit ik de dag af……..

12 april 2021

Geen fijne nacht achter de rug. De wind neemt in de loop van de middag eerst af tot een knoop of acht, om daarna in de loop van de avond toe te nemen tot een knoop of achttien. Daar bovenop een aantal keren draaiende wind, waardoor ik Romlea een paar keer op de motor uit haar bak situatie mag halen. Een paar keer mag ik eruit om te reven en de wekker mekkert me om de twee uur wakker om te kijken hoe het er voor staat. Dit levert geen goede nachtrust op, maar afgezet tegen de dagen op zee en het aantal keren dat dit gebeurt, valt het nog mee. Gelukkig!

Als ik opsta, maak ik ondanks harde wind, bijna geen snelheid. En ik ervaar een fenomeen dat ik niet kan verklaren, maar ik meen me te herinneren dat ik dit eerder in mijn zeilende leven heb meegemaakt.

Lees en reken even mee (alles in cijfers deze keer……)

Mijn koers is 110. De schijnbare windhoek is 40 en de ware windhoek 50. De windrichting zou daarom 110-50 = 60 moeten zijn. Dat is oost noord oost.

Als ik naar mijn kompas kijk, zie ik de golven toch echt uit richting noord komen, dit is ook in overeenstemming met de grib.

Toch maar overstag want dit brengt me nergens.

Een overstag, of tack, zou met 100 geregeld moeten kunnen zijn. 2 keer 50 is nou eenmaal 100. Op basis hiervan zou mijn nieuwe koers 10 moeten kunnen worden.

Mijn nieuwe koers wordt 310, schijnbare windhoek 40 en ware windhoek 50.

Alles uiteraard in graden. Wie het rekensommetje maakt, begrijpt dat er iets niet klopt. Maar wat? En vooral waarom?

Voor nu koers ik maar verder richting 310. Dat brengt me dichter bij de Kaap Verden dan 110. En vooral, de snelheid ligt hoger.

De hele dag blijft er een harde wind staan van meer dan veertien knopen. De zee is ruw en bewegen in het schip of in de kuip valt niet mee. Aan dek waag ik me niet, te link met deze omstandigheden als het niet hoeft. Als ik niet goed uitkijk en me niet voortdurend overal aan vast klam, kan ik een rare smak maken en daar heb ik geen zin in. Daarom is het devies bijna de hele dag zoveel mogelijk op de bank binnen zitten. Buiten komt er trouwens zo nu en dan net een tikkie te veel buiswater over. Daar heb ik ook geen zin in. Het leven van een zeezeiler gaat niet altijd over rozen, maar soms over rozendoornen. Nu is binnen zitten geen probleem. Ik heb een goed excuus om een dagje lekker te "kompjoeteren".

De cliffhanger van gisteren……, spannend he?

13 april 2021

Goed, dan eerst de cliffhanger maar. Uitstekend te eten. Lekker vlees, niet te zout en niet teveel gedoe. Blik open, oven aan, vijfentwintig minuten in de oven en smullen maar. Ik ben blij dat ik er nog een voorraadje van heb.

Gisteravond heb ik de genua compleet ingerold en de kotterfok bij gezet. De snelheid liep terug naar een knoop of drie, maar de helling die Romlea maakte was aanzienlijk minder. Ik koos voor een nachtje meer slaap dan gister en als mijn snelheid te hoog zou zijn, liep ik kans op een aanvaring met een Kaap Verdiaans eiland. Ook geen zin in. Na een beetje reken- en schattingswerk zette ik de timer (wekker) op vijf uur later. Even polshoogte nemen. Op een bepaald moment zag ik ’s nachts de lichtgloed van waarschijnlijk Praia en een flitslicht, dat zal de lichtopstand geweest zijn op de rots voor de kust.

Als ik ’s morgens wakker word, ontwaar ik de contouren van Fogo. Een hoog eiland met dus een aanzienlijke invloed op de wind. Ik ben iets te ver doorgevaren om er geen last van te hebben, dus ontbijt ik eerst en ga dan de noodzakelijke nautische activiteiten ontplooien. Laarzen aan, regenpak aan (voor mijn zeilpak vind ik het te warm) en overstag. De beloofde wind van twintig tot tweeëntwintig knopen blijkt hier vijfentwintig tot achtentwintig te zijn, wat een schijnbare windsnelheid geeft van drieëndertig knopen. Ondanks een formaat badhanddoek grootzeil en de kotterfok bij, loopt het water door het gangboord. Romlea loopt snelheden tot meer dan zes knopen. Mooi natuurlijk, ik moet hier ook zo snel mogelijk weg, maar ik vind dit net iets te veel van het goede. De kotterfok moet gereefd. Probeer dat maar eens voor elkaar te krijgen met een reeflijn die al tien jaar te kort is en die niet voorzien is van een stopper. Op de hand binnenhalen lukt een paar slagen, maar daarna moet ik hem zijn gelijk geven. De oplossing ligt in het creatief toepassen van krachtpatser elektrische lier, dus de kotterfok wordt meer gereefd. Dat geeft meer rust aan boord. Ik verdwijn lekker naar binnen voor een bakkie troost. Weer zo’n dag om niet te veel buiten te zijn. Ik schat in dat ik deze oostelijke koers vandaag en misschien zelfs komende nacht ook nog houd, voordat ik weer overstag kan richting Mindelo. Maar: de Kaap Verden zijn in zicht!

En Neptunes is vannacht ook weer aan het graaien geweest. De van mijn oude dekbedhoes zelfgemaakte zonnebescherming voor het luik van de voorste hut is verdwenen. Ik mag weer huisvlijt gaan doen. Dekbedhoes, naald, draad, elastiek en gaan met die banaan. Dank Neppie! Herman was niet genoeg.

Als ik rond een uur of één opkijk van mijn computer, is de harde wind kennelijk weg. Ik ga kijken en ik zie dat ik halve wind vaar en dat de wind is afgenomen naar achttien knopen. Ik stuur enkele tientallen graden op en zet de genua gereefd bij. Ook het grootzeil mag iets meer doek laten zien. Ze begint weer te lopen. Ik ben nog voorzichtig. Ik zit nu in de luwte van Praia maar weet niet of dat een hoog of laag eiland is. Waarschijnlijk hoog. Ik kan het ook niet zien, omdat de lucht wat heiig is. De genua is snel weer ingerold en het binnenhalen van een stuk grootzeil is ook weer zo gepiept. De kotterfok is meer werk en dus laat ik die lekker ongemoeid.

Om twee uur lig ik nagenoeg stil. De wind is afgenomen tot acht à tien knopen. Ik zie de contouren van Praia nu en het is een stuk lager dan Fogo. Maar, kennelijk lopen de golven om het eiland heen en komen hier weer bij elkaar, dus de golfloop is zichtbaar afkomstig van twee kanten. Dat geeft hoge pieken en diepe dalen. Een wasmachine dus. Een mooi moment om te maken dat ik wegkom hier en wel met de hoogst mogelijke spoed. Perkie gaat er bij aan en met zeven knopen maak ik dat ik weg kom. Genua en grootzeil staan vol bij. Romlea ligt weer te schudden als een koe met gekke koeienziekte in de terminale fase. Dat Perkie bij komt is niet verkeerd, ik ben ook water aan het maken. De boot ligt over de juiste helling (Ze moet vlak liggen of hellen over stuurboord. Hellen over bakboord betekent dat de watermaker het water enigszins "omhoog" moet pompen om het in de tank te krijgen en dat is zeer slecht voor het rendement). En water maken in de baai van Mindelo zie ik niet zo zitten. Drie jaar geleden was het water niet schoon. Misschien kan ik wat water maken bij opkomend tij, maar als het niet hoeft, doe ik het liever niet. Ik heb de indruk (en van de "visafslag" weet ik het zeker), dat alle viezigheid van Mindelo ongezuiverd in de plomp geloosd wordt.

Ik ben benieuwd of ik Maio nog bij licht ga zien. En Naise, maar die laatste zal wel niet.

Nog geen tien minuten later neemt de wind toe tot vijftien knopen en ruimt dertig graden. De genua mag weer een stuk gereefd. En dan het grootzeil, en de genua en het grootzeil…. Omdat de wind weer stapje bij stapje toeneemt tot een knoop of drieëntwintig. Nog even en ik ben er door. Pfffff….. En morgen hopelijk iets minder krachtige wind.

14 april 2021

Mijn zwager meldde me gisteravond per email, dat ik welkom ben in Mindelo. Ik mag me melden in de jachthaven en er zal een COVID test afgenomen worden. Prima! Dat begint zo langzamerhand routine te worden. :-) Daarna in overleg met de maritieme politie kijken wat er kan en mag. Ik ga denk ik aansturen op minstens een week daar. Twee en een halve maand bijna non-stop zeilen is me niet in de koude kleren gaan zitten merk ik. Even rust, goed provianderen, ook al was dat drie jaar geleden in Mindelo nog een hele toer, internetten, de WAS LATEN DOEN en wat kleine reparaties, zoals de mogelijk lekkende bedieningsunit van de stuurautomaat. Misschien kan ik ook wat gas bij laten vullen, alhoewel ik meer dan genoeg aan boord heb. Het oude lijf even opladen voor de volgende etappe naar de Azoren (of de Canaries, maar dat lijkt nog even een verrassing van iemand te blijven).

Als ik s’ morgens wakker word, is het eerste wat ik doe overstag. Ik kijk naar mijn instrumenten en word niet blij. De wind is afgelopen nacht gekrompen (hoe laat weet ik uiteraard niet, misschien valt de "schade" mee), waardoor de windhoek zeventig graden is, in plaats van vijftig. Dit betekent twee dingen. Ten eerste heb ik mijlen laten liggen, want ik had hoger op kunnen sturen. Ten tweede levert mijn overstag een twintig graden lagere noordelijke koers op, driehonderd in plaats van driehonderdtwintig graden. Het zij zo. Dat is het nadeel van een solozeiler die zijn nachtrust pakt. Waarom de windvaan niet bijgezet omdat die automatisch meestuurt met verandering van de wind? De zee is me te ruw om me op het achterdek te begeven. Waarom de stuurautomaat niet op windhoek gezet? Omdat ik een paar jaar geleden mijn MHU heb vervangen door een NMEA 2000 exemplaar, die niet met de SeaTalk of NMEA 0183 van de stuurautomaat kan praten. Upgraden heet dat, maar met (tijdelijk) verlies van functionaliteit. De stuurautomaat mag trouwens vervangen worden, komt uit het jaar prik en is me te onnauwkeurig. Of ik schaf een converter aan.

De wind is nog steeds twintig tot tweeëntwintig knopen. De zee lijkt iets rustiger, met de nadruk op lijkt. Ik moet nu eerst noordelijk van Maio zien te komen en oppassen dat ik Naise niet over het hoofd zie. Dan kom ik in de luwte van Boa Vista. BV is veel lager dan de rest van de eilanden, dus minder invloed zoals luwte of, erger, acceleratiezones. Sao Nicolau en Sao Vicente zijn wel weer hoger en daar zal ik onderlangs varen. Ik zie het wel. Maar een beetje hopen dat de wind er toch wat uitzakt in de loop van de dag. Tijd voor een bak troost en de befaamde broodbakker mag weer aan. Engels volkorenmeel, veel beter dan dat fletse wittemeel uit Argentinië.

Voor de rest is het nu zitten en afwachten tot ik ver genoeg ben voor de volgende tack.

Aan de windse koersen zijn leuk voor een middagje sportief zeilen, maar dagen achtereen, waarbij het gaan door de boot een soort apenkooi wordt is niet mijn definitie van relaxed zeilen. Ook buiten zitten is er niet bij, tenzij je gek bent op voortdurend overkomend buiswater of zoute spray.

In de middag toch eerst maar even het dek op en de jerrycans beter vastzetten. Door het gehotseklots hebben ze zich enigszins weten te ontworstelen aan de lijnen waarmee ze vastgebonden zitten en ze liggen een beetje los te rollen over het dek. Op een bepaald moment hangen er zelf twee buiten de reling, het moet niet veel gekker worden. Wat ben ik blij dat ze met deze ruwe zee leeg zijn!

Ook de kotterfok moet gereefd worden. Niet alleen is de wind toegenomen tot vijfentwintig à zevenentwintig knopen, ook de fok scheurt verder in de hoek. Een paar slagen om het stag zal de situatie allicht iets verbeteren en voorkomen dat het doek snel verder scheurt. Als het helemaal fout gaat, kan ik een lap doek binnen halen, waarschijnlijk hangend naast de boot in zee.

Deze capriolen leveren een letterlijk zoute douche op. Het zoute water klotst uit de bootschoenen. Die gaan lekker even weken in een teiltje en dan drogen, ikzelf stap onder de douche (zonder zout water).

En Mark, je hebt gelijk. Kruisen op de oceaan brengt je nergens, zeker niet met harde wind. Helaas is er geen ander alternatief. Ik zou tussen de eilanden (Maio en Praia) door kunnen motoren, maar diesel bijvullen op deze zee is kansloos. Ofwel ikzelf ga overboord, ofwel de kan met diesel, maar het ergste, de kans dat er zeewater in mijn dieseltank terecht komt is niet eens een kans, maar een zekerheid. Geen optie dus.

Ik ga wel mijn tacks korter maken. Vannacht maar wakker blijven of om de paar uur even aan het werk.

Maio is overigens maar een mijl of dertien lang. Drie tot vier uurtjes varen. Op een tocht van zo’n zeventien tot achttien dagen, gaat me dat de kop niet kosten. En dan blijf ik bovenwinds van het eiland.

15 april 2021

Omdat ik me gister(avond) prima voelde, besloot ik er een actief zeilnachtje van te maken. Dus op tijd eten, afwassen, mail doen, warm (lees: winddicht aankleden), een bounty en een mars mee naar buiten en zeilen maar. Ik was lekker onderweg naar Praia en had me voorgenomen om op tijd te tacken om om Maio heen te varen. Hoe dichter ik bij Praia kwam, hoe rustiger de deining werd, terwijl de wind wat wegzakte. Op dat moment besloot ik om door te kachelen en tussen beide eilanden door te varen. Gokje. Dus zo ver mogelijk door varen naar Praia en overstag. Op dat moment zakte de snelheid naar rond de drie knopen. De vijftien mijl naar het volgende tackpunt bij Maio zou zo vijf uur duren. Daar had ik geen zin in, dus is Perkie mee gaan roeien. Ze heeft drie uur staan pruttelen, ook na het tackpunt bij Maio, om even uit de luwe zone te komen. Ik had verwacht bij Praia opnieuw te moeten tacken, maar dat zou een stuk noordelijker zijn. Rond half twee ’s nachts vond ik het wel een mooi moment om slaap te pakken. De snelheid lag op dat moment tegen de vier knopen. Prima naar mijn zin. Elk uur ben ik gaan kijken, maar wind en koers bleven goed genoeg om niet in te grijpen. Rond negen uur vanmorgen (give or take) voer ik voorbij het laatste puntje Praia, onderweg naar een bezeild Mindelo. Hoera, het zit mee.

    

 

Ik realiseer me goed dat ik een beetje aan het knoeien ben geweest om de zuidelijke eilanden te passeren. Het is toch iets van een (onnodig) psychologisch drempeltje. Vooral de invloed van Fogo op de heenreis naar Brazilie zat me nog in het geheugen. Gedurende langere tijd veertig knopen wind. Op de kont weliswaar, maar toch. Als je dat op een aandewindse koers krijgt, ben je nergens.

Goed, een belangrijke barrière is genomen en ik ben bezeild onderweg naar Mindelo. Gezien afstand en snelheid verwacht ik daar morgenvroeg bij licht aan te komen. Ook zo’n ijzeren wet van Neppie. Kom aan bij een onbekende haven en hij zorgt er voor dat je bij nacht en ontij aankomt en dat het stikdonker is, kom aan bij een haven waar je eerder geweest bent en hij zorgt ervoor dat je aankomt bij licht. Om het spannend te houden zeg maar.

De nacht was dus rustig, zowel wat betreft de wind als wat betreft de deining. Nu staat de volle deining er weer op met het nodige buiswater dat overkomt. Nog een "binnen" dagje dan maar. Daarom maak ik er een luie dag van. Ik bekijk liggend op de bank enkele films, waaronder The perfect storm. Eén boot geeft onderweg AIS alarm, een veerboot, kennelijk onderweg naar Praia. Ze komen op niet al te grote afstand langs. Ik zal wel een bezienswaardigheid voor de passagiers zijn geweest…. :-)

De hele dag staat er flinke deining, de wind staat de hele dag door met twintig tot tweeëntwintig knopen. De keren dat ik kijk, zie ik Romlea steevast boven de zes knopen koersen. Tegen acht uur UTC zit ik zo ongeveer onder Sao Nicolau. Straks wat reken en schattingswerk doen om te kijken hoe laat ik bij Sao Vicente aan denk te komen. Als Romlea snel blijft lopen, zou dat best in het donker in de vroege ochtend kunnen zijn. Ik zal er vannacht toch enkele keren uit moeten om polshoogte te nemen. Veiligheid voor alles.

16 april 2021

Het er uit "moeten" afgelopen nacht bleek overbodig te zijn. Ik werd er uit "geroepen". Onder Sao Nicolau bleek de wind gedurende een aantal uren "zoek" in de nacht, dus blérde de stuurautomaat me wakker, omdat hij het spoor bijster was. Iets van drie knopen wind. Je zit zo raar om je heen te kijken, omdat volgens de gribs de wind de hele nacht door zou moeten staan. Motoren helpt niet, van koers veranderen helpt niet (de wind draaide ook als een kunstschaatser die een pirouette uitvoert), het beste wat hielp was op koers brengen en wachten tot de volgende blérpartij, om het hele proces te herhalen. Na enkele uren kwam de wind terug en ging de reis weer verder.

Het echte venijn zat natuurlijk in de staart. Tot aan Sao Vicente was het bezeild. Enkele mijlen voor het eiland zakt de wind er uit, dus zeil bij zetten. En dan goed, goed kijken. Niet alleen omdat het op dat moment al licht was en dus zinvol was, maar ook omdat de scheiding tussen weinig wind en veel wind, haarfijn te zien was aan het golvenpatroon op het water. Het werd een soort dans met zeil bij zeil in enz. Ondertussen opletten dat ik niet over vissersbootjes heen zou varen. Ze liggen met open bootjes op vijftig meter diep water voor anker te vissen. Bijna niet te zien.

Als ik het hoekje om ga, probeer ik het zeilend te houden, maar ik moet opgeven. De wind is ongelooflijk wispelturig, zowel qua richting als qua kracht. Ik heb snelheden tot veertig knopen gezien in het kanaal tussen Sao Vicente en Santo Antao. Dan is bekend dat er ook een redelijke stroming staat, dus de uitdaging is compleet. Ik realiseerde me later dat een aantal vissers slimmer waren, maar die kennen de lokale omstandigheden ook. Die lagen lekker te wachten in een klein baaitje, ondertussen de verrichtingen van die malle zeiler gadeslaand.

Goed, om een lang verhaal kort te maken, ik heb gemotord, maar dat ging moeizaam en langzaam, vooral langzaam. Normale snelheid op motor vijf knopen, nu tussen de twee en drie. Met meer toeren dan normaal. En zelf sturen, omdat de stuurautomaat het werkelijk niet bij kon houden. Omdat ik vlagen en golven aan zag komen, kon ik er op anticiperen.

Dit is de reden dat het verstandiger was geweest om bovenlangs te varen, maar dat was een omweg geweest en dan had ik om Sao Nicolau "heen moeten knijpen", hetgeen ook geen pretje is bij harde wind. Ook dat eiland is hoog met veel invloed op de wind.

Ik schat dat zo rond half twee UTC in de middag, het anker de plomp in gaat in Mindelo. Het is even zoeken in de baai, per slot van rekening is het drie jaar geleden, maar veel is nog hetzelfde. Het kost alleen even tijd om alles weer plek te geven. Nu eerst rust, lunch, gastenvlag, marina oproepen (geen antwoord natuurlijk op VHF 16 of 72) en kijken hoe ik de kuip zoutvrij krijg. Het zout zit overal als een korst op. Niet te geloven.

Twee en een half uur meer dan negentien etmalen was ik onderweg van Ascension Island naar Mindelo, waarbij ik een afstand gevaren heb van eenentwintighonderd en negen/tiende mijlen. Ook deze etappe zit er op. Zoals het nu lijkt, nog drie te gaan. Naar de Azoren, naar Falmouth en naar Nederland.

Het blijft een grote uitdaging, contact maken met de jachthaven. Op VHF 16 en 72 reageert niemand. Weer fijn geregeld. Morgenvroeg de brommer maar oppompen en er naar toe varen, er zit niets anders op. Nou maar hopen dat ze ook COVID tests doen in het weekend.

Waar je hier wel van op aan kunt en echt op kunt rekenen, net als drie jaar geleden, zijn de harde windvlagen. Genieten. ;-)

Om zes uur ’s avonds, krijg ik toch een staaltje Kaap Verdiaanse oplettendheid en vriendelijkheid gepresenteerd. Drie man maritieme politie in een snelle rib, kloppen aan en vragen of ik morgen om tien uur met de brommer in de jachthaven kan zijn voor de afname van een COVID test. Ik moet hem wel zelf betalen, dat wel. Maar dat heb ik er graag voor over. Voor ze weer vertrekken, vragen ze of alles oké is of ik eten en water aan boord heb. Zo kan het dus ook!

Ik ben in Mindelo! Op de Kaap Verden! Hoera.

 

  Terug naar beginpagina