Augustus 2024, Engeland - spanje

In Weymouth ligt naast mij een Engelsman met zijn boot afgemeerd. Vanzelfsprekend leidt dat nu en dan tot een praatje. Hij is lokaal bekend en vertelt me dat de rivier de Dart goed bevaarbaar is tot "White rocks".

Volgens hem lig je daar naast een met bomen begroeide helling die zeer goede bescherming biedt tegen harde wind uit het westen. Ook lig je daar buiten het zicht van de "klopgeest-bootjes", bootjes met havenpersoneel dat alleraardigst "liggeld" komt innen. Maar daarover later meer.

Het havengeld is Weymouth liegt er niet om. 60 Engelse ponden tikken we per nacht af. Juliette schrijft aan Joyce dat ze in 1988 een dikke 5 pond liggeld betaalde. Als we ChatGPT vragen wat dat in 2024 is, rekening houdende met inflatie, kom het LLM op ruim 13 pond uit. Dit is geen inflatie meer. Dit is bijna diefstal maar ook daarover later meer.

   

We verkassen daarom naar de grote haven van Portland, om achter het anker te gaan liggen. Met voldoende proviand aan boord kijken we alweer onze ogen uit. Het is op het water een prettige drukte van belang. Zeilschool dit, surfplanken dat, foilende kites daar, zeiljachten er tussendoor en heuse UFO’s, Unidentified Floating Objects, zelf varende wedstrijdboeien die hun weg vinden in de haven, zelfstandig het wedstrijdparcours uitzetten, hun ankertje laten zakken en geduldig de wedstrijd afwachtend waarna ze hun ankertjes weer ophalen en naar de zeilschool varen. Zo koddig.

  

 

Het gaat hier niet om misselijke aantallen, watersport is hier "serious business". Op enig moment pak ik de verrekijker en tel 125 optimistjes. En dat is dan nog maar één wedstrijd.

De haven is groot! Met een rijke historie en een belangrijke rol in zowel WW I als in WW II. De zuidelijke ingang (er zijn er 3) is afgesloten met een ketting en een afgezonken boot, om te voorkomen dat Duitse U-boten destijds de haven ongezien binnen konden komen. In één van de gebouwen op de breakwaters werden torpedo’s ontwikkeld. Op het "eiland" staat een tot gevangenis omgebouwde kazerne. Het is maar dat de lezer het weet.

De wind wordt weer gunstig en dus wordt het tijd voor de volgende etappe, Dartmouth. We worstelen ons door de woeste waters van de Portland Bill heen en varen bij daglicht de Dart river op. Een prachtige rivier met ook hier weer uitbundig watersportleven. We proberen naar White rocks te varen, maar volgens mijn, verouderde, kaart valt dat stuk droog. Dus ankeren we iets dichter bij Dartmouth.

De volgende dag komt klopgeest al langs. Hij klopt op de boot en vervolgens klopt hij geld uit je zak. Maar hij heeft wel humor. Op zijn vraag of we hier gister al zijn aangekomen, schudt hij zelf heftig nee met zijn hoofd en dus tikken we weer 15 pond af voor alleen de komende nacht.

Het wordt tijd om de Starlink antenne, router en kabel aan te leggen. Dat kost wat tijd kan ik verzekeren. Om de kabel netjes door de boot te krijgen, moet deze doorgeknipt worden. Het is een STP kabel, CAT 6. Nadat ik de boel weer aan elkaar gesoldeerd heb, werkt Starlink niet meer. Even googelen (via 4G) en ja hoor, CAT 6 kan prima gesoldeerd worden, maar werken gaat het niet. De kabeleinden moeten voorzien worden van RJ45 connectoren die dan weer in een speciaal verbindingsblok geschoven moeten worden.

  

Lang verhaal kort, we vinden op vrijdag! een monteur die diezelfde dag dit klusje wil klaren. We meren af in een zeer drukke jachthaven en de beste man komt aan boord, klaart de klus en Starlink werkt weer. Hij weet wat hij doet en hij gebruikt eerste klas materalen. Weer een zorg minder. Starlink is nu definitief op de boot gemonteerd, geen omkijken meer naar.

Direct het dorp maar in om boodschappen te doen. Alles is te krijgen bij de Coop op rivierniveau, maar koffiefilterzakjes moeten toch echt van de Sainsbury’s komen, bovenop de heuvel. Een stevige klim, die gepaard gaat met spierpijn en vochtverlies.

 

Deze keer negeren we de kaart van de rivier en varen naar "White rocks". Een prachtige ankerplek en vrij van klopgeesten.

 

De laatste etappe leidt naar Falmouth, waar we met uitgeboomde Genua en harde wind arriveren. Het is even gedoe om de Genua in te rollen. Voorheen had ik de boom gefixeerd in een driehoek maar de beide lijnen naar de voor- en middenkikker waren vergaan, dus de boom had meer dan voorheen een eigen leven, maar het lukte.

Gauw de ankerplek op bij St Mawes, maar tot 2 keer toe spoelden we zo de rivier weer op. De combinatie van kelp, zeegras en harde wind zorgde ervoor dat het anker niet pakte. Dan maar een mooring oppikken. De volgende ochtend komt, jawel, de volgende klopgeest langs om mooringgeld op te halen.

Aan de overkant, bij Falmouth, was ankeren ter hoogte van Flushing in 2017 vrij. Nu natuurlijk niet meer, 15 pond ankergeld of verderop gratis ankeren en natuurlijk op een plek met (veel) meer deining.

Inmiddels hadden we contact met Denis en Liz, net als Steve en Carol, goede vrienden van een eerdere reis. Denis woont in een flat in Falmouth. We spreken af en ze pikken ons op. Het weerzien is hartverwarmend en ontroerend. We brengen de nodige tijd met elkaar door, wandelen met Liz door haar dorp en ze brengt ons naar een grote supermarkt.

                    

 

Het weer begint vervelend Engels te worden, veel regen, dus de behoefte om te vertrekken naar Spanje neemt toe. Op vrijdag de 16e tanken we diesel, we bunkeren water, we halen bij een binnenkomende boot waterdichte rotjes (anti-orca geschut) en varen de baai uit. Halverwege de dag trekt de wind aan en kunnen de zeilen gezet worden. Tot diep in de nacht gaat dat goed, dan zakt de wind eruit en gaat de knor aan.

Hoewel de meest recente gribfiles een windverwachting laten zien van 11 knopen, waar in de praktijk altijd 5 bij opgeteld mogen worden, besluit Aeolus om er maar 6 in eigen zak te houden en komen we niet verder dan 5 à 6 knopen, te weinig om te kunnen zeilen en dus genieten we van een complete zaterdag motoren.

 

Dat er Orca's actief zijn, moge bekend worden verondersteld. Maar dat ze ook hele happen eten uit grote stalen schepen, was me nog niet eerder ter ore gekomen. Zie hier het bewijs. Rare gewaarwording hoor. Alsof je naar een vis zonder compleet middengedeelte kijkt.

  

Nu is de Noordzee druk, maar hier kunnen ze er ook wat van. We passeren aan zeezijde de shipping lanes bij Île d’Ouessant. Zo grappig om op de plotter te zien hoe vrachtschepen op deze lanes aanvaren, als haaien op een prooi.

Terwijl we in alle rust voortploeteren in de Golf van Biskaje, komt er een tanker met een lengte van bijna 300 meter naast ons tot stilstand. Best wel indrukwekkend en imponerend. We verleggen onze koers zelfs met 20 graden om geen krassen op zijn romp te veroorzaken. Dan vraagt een matroos al hangend over de reling of we ook een kopje suiker hebben.

Alle gekheid op een stokje, hij heeft pech. Via de marifoon wordt ons gevraagd wat afstand te nemen en dat doen we graag. Enkele uren later haalt hij ons in. Probleem kennelijk opgelost. Mooi om te zien trouwens dat zo’n groot schip ook heen en weer slingert op de lange oceaandeining. Overigens zijn de zonsondergangen en maanopkomsten ook niet te versmaden.

  

Van zeilen komt niet veel. Er is domweg te weinig wind en als er al wat wind is, is deze zo vlagerig, dat de stuurautomaat voortdurend begint te mekkeren. Het goede nieuws is dan dat we uiteindelijk bij daglicht in A Coruña aankomen, zonder kennis gemaakt te hebben met Orkies.

We varen direct de jachthaven in de binnenstad in. De dagen erna verkennen we het stadje, stappen op de trein naar Santiago de Composthoop en genieten van het lekkere eten. Santiago is natuurlijk vergeven van de toeristen. Je kunt over de koppen lopen.

                 

 

In A Coruña is het Maria Pita festival gaande, een week lang elke avond klassieke muziek op een groot plein, niet ver van de boot. Gratis en prachtig.

  

Het treintje naar Santiago is overigens bepaald geen boemeltje. Ik meet de snelheid maar even. In gedachten zie ik dit al voor me op het lijntje van Leeuwarden naar Stavoren.

Tussen de bedrijven door doen we wat werk aan de boot, waaronder een grondige schrobbeurt van het dek. A Coruña is ook de plek om wat visgerei in te slaan voor het vissen op tonijn en aanverwante zwemmende artikelen.

Bij het kantoor van de jachthaven vraag ik naar het adres om rotjes te kopen voor het afweren van orkies. Dit is speciaal vuurwerk om orkies af te schrikken. Watervast, dus aansteken, overboord gooien en dan knalt dit vuurwerk onder water. De plek waar dit gekocht kan worden, ligt op een uur loopafstand. Daarom wordt de step uit het fietsenhok gehaald. Straatje in, straatje uit, heuveltje op en heuveltje af. Het gaat als de brandweer en in no-time heb ik mijn voorraadje vuurwerk binnen. De step is het gewicht in goud waard op zulke momenten.

We slaan genoeg voedsel in en gaan ankeren tegenover A Coruña, bij Mera. Merkwaardig genoeg is de swell daar minder dan in de haven en geld vragen om te ankeren komt niet bij de Spanjaarden op. Geen Spaanse klopgeesten dus.

Met toenemend plezier maar ook met stijgende verbazing, merk ik hoever ik al kom met me verstaanbaar maken in het Spaans en ook begrijpen wat er terug gezegd wordt. En dat alles door consequent Spaanse lessen te volgen via de app Duolingo. Het is een verademing om een vraag in een supermarkt te kunnen stellen en niet in een gezicht te kijken van: "Och gut, weer zo’n buitenlander die niet verder komt dan "Sangria". Men waardeert hier echt als je je best een beetje doet.

We verlaten deze omgeving om rustig aan verder af te zakken naar het zuiden. We varen naar Isla Sisarga, om daar te ankeren en twee nachten door te brengen. Natuurlijk komt er op enig moment een Franse boot (hoe en wie anders) de baai binnenvaren om vlak voor ons te gaan ankeren. Bij stevige wind. Ik ben niet blij, roep hem via de marifoon op en hij vertelt dat hij een probleem met zijn ankerlier heeft, het anker weer ophaalt en verder vaart richting A Coruña. Pfffff, meevaller.

           

Als de wind de volgende dag wat rustiger is, peddelen we met de dinghy naar het (onbewoonde) eiland en klimmen naar de vuurtoren. Onbemand met een stevig hek er omheen. De steile wand aan de noordkant is voor Joyce te veel en ze zoekt een plek om rustig te kunnen zitten. Ik ga verder op avontuur en ga naar het volgende gebouw, dat niet meer in gebruik is. Alle deuren en ramen zijn dichtgemetseld. Voor de doorgewinterde toerist is dit geen enkel issue, er is een groot gat geslagen in het metselwerk. Dankbaar voor deze geweldige klus klim ik naar binnen. Een soort museum van verroeste enorm grote hoorns, windketels, generatoren, compressoren en brandstoftanks. Dit was ooit een gebouw met misthoorns. Overbodig geworden door moderne techniek als radar en AIS. Toch mooi voor iedere avonturier.

De volgende stop is Corme. We ankeren in de baai en slapen prima door een gebrek aan swell. De fish farm die hier 7 jaar geleden was, is niet meer.

Daarna volgtCamariñas. We komen op tijd, dat wil zeggen, bij licht, in de baai aan, het waait stevig. Gelukkig pakt het anker direct. Een reis naar het haventje moet maar even wachten totdat de wind iets is gaan liggen. Ondertussen komen ook twee andere Nederlandse boten binnenvaren. De ene boot hebben we op de ankerplaats bij A Coruña zien liggen, met de mensen van de andere boot hebben we een praatje gemaakt in de jachthaven daar.

Wat me opvalt in al deze Spaanse plaatsen, geen zonnepaneel op welk dak dan ook te vinden is. Terwijl de opbrengst hier normaliter mega zou moeten zijn, ontbreken ze ten enen male.

 

 Terug naar beginpagina