September 2024, Spanje - Portugal
Op enig moment is de wind wat gaan liggen en ik vaar naar het haventje met de brommer. Ook is het gestopt met regenen. Ik leg aan aan de steiger van het kleine jachthaventje en ga op zoek naar de havenmeester. Havenmeester Pedro blijkt het gemak (niet moeilijk doen) en de gemoedelijkheid zelve. Ik vraag hem of ik morgen (dan is het zondag), diesel kan komen tanken. Geen enkel probleem. Hij wijst me waar de supermarkt is, let wel, eentje die open is, niet onbelangrijk. Op mijn vraag waar geankerde boten over het algemeen hun dinghy laten, wijst hij lachend naar de jachthaven. Hij vertelt me dat het weer hier in de regio danig in de war is. Zulke lage temperaturen en zoveel regen hebben ze hier normaliter niet.
De volgende dag varen we naar de jachthaven om te tanken. Een andere havenmeester dan Pedro loopt ons tegemoet. Op onze vraag dat we komen voor diesel, antwoordt hij dat er geen stroom op de haven is. "Wanneer dan wel?" roep ik. "Mañana" is het antwoord. Op de vraag of ik aan de kop van de steiger mag wachten, wordt bevestigend geknikt. We gebruiken de dag om een heerlijke wandeling in de omgeving te maken.
Op maandagmorgen is Pedro er weer, hij verzekert me dat de elektricien onderweg is, maar dat het een lastig probleem is, iets van: "omdat stroomkabels niet goed meer zijn". Maar om elf uur is er stroom en laten we de dieseltank vollopen. De watertanks hadden we eerder al gevuld.
Bij het afrekenen wordt alleen de diesel betaald. De nacht aan de steiger in de jachthaven wordt niet eens genoemd.
Er volgt een tocht naar Finisterre, oftewel Fisterra. (Galicisch is overigens iets anders dan Spaans, ook: hoe zuidelijker we komen, hoe meer Portugese elementen in de taal te vinden zijn). Hetzelfde laken en pak als bij Camariñas, harde wind. Niet aanleggen aan de steiger voor passanten, maar ankeren gedurende een paar dagen. Aanleggen aan de steiger is gewild. Vanwege het totale gebrek aan voorzieningen, geen water, stroom of toiletgebouw, ligt de steiger aan de beschutte kant vol. Bijkomend voordeel is dat afmeren en blijven liggen gratis is. Als op een morgen twee boten vertrekken, bedenken we ons geen moment. Direct de knor aan, anker omhoog en naar de steiger. Zodra we goed liggen, is het tijd voor ontbijt.
Fisterra is een vissersdorpje van niks, net als de vorige dorpjes en er zullen er nog volgen. De grote trekpleister is natuurlijk Kaap Fisterra, met de vuurtoren, de misthoorn en het eindpunt van de pelgrimstocht naar Santiago de Composthoop. Een wandeling ernaartoe staat op het programma. Zodra de eerste bewolkte dag zich aandient, lopen we de 3 kilometer lange route naar boven in een klim van een paar honderd meter. Om ons heen een enkele verdwaasd kijkende pelgrim. De tocht van Santiago naar hier vergt ongeveer 8 dagen.
Éénmaal boven worden we overvallen door de hoeveelheid toeristen. Auto’s en busladingen vol. Een souvenirwinkel, een hotel. Ik moet me er even voor afsluiten om te kunnen genieten van het uitzicht. Groots en grandioos. De imposante rots waar we met de boot langs voeren lijkt vanaf hier een steentje in het water. Twee zeilbootjes, in het decor van die immens grote zee. De golven die kapotslaan op de rotsen. De ruige natuur en natuurlijk de vuurtoren en het misthoorn gebouw. Ik loop een stuk naar beneden en kijk recht in de diepte. Zo indrukwekkend. Als ik weer naar boven loop, loop ik langs de vrouwelijke variant van een pelgrim. Ze staat te huilen. Als zij de gehele officiële route heeft gelopen, heeft ze er meer dan 800 km opzitten. Ik begrijp haar emoties wel.
We blijven nog een paar dagen liggen. Elke dag is er wel zwaar vuurwerk te horen. Siervuurwerk wordt regelmatig afgestoken overdag. Niet voor de mooi, maar voor de knal. Rare jongens die Spanjaarden. Ondertussen wordt er stilletjes een kermis opgebouwd. Sinds Vlissingen de derde, toe maar.
In het weekend dat erop volgt, loopt de grote stenen pier vol met mensen. Ouderen, jongeren, kinderen. Het doel ontgaat ons even, maar wordt ons duidelijk als we op zaterdag naar de supermarkt willen, maar deze gesloten blijkt. We vragen een voorbijganger in het Spaans, hij antwoordt terug in het Nederlands. Hij blijkt daar al 40 jaar te wonen.
Alles draait dit weekend in het dorp om de viering van de heilige Carmen. Het feest van de Heilige Maagd Carmen van de berg Karmel valt elders in Spanje op 16 juli, hier dus in september. De berg Karmel wordt in de overlevering genoemd als de plek waar Elia streed tegen de profeten van de afgod Baäl. In de twaalfde eeuw lieten kluizenaars zich door het geloof van de profeet Elia inspireren en vestigden zich op de berg Karmel, onder bescherming van de Heilige Maagd. Zij legden de basis voor de latere ordes van de karmelieten en karmelietessen. Vissers hebben haar geclaimd als hun beschermheilige en dat wordt hier even goed gevierd. Op het water!
Wie de Sint Jan in Den Bosch heeft bezocht, kan zich een kappelletje in de kerk herinneren waar een verklede plastic pop Maria moet voorstellen. En zo hebben ze hier een grote verklede plastic pop die Carmen moet voorstellen. Ze wordt op een boot geladen, er wordt een rondje door de baai gevaren en ze wordt weer aan land gebracht. Inwoners en toeristen "genieten" evenzeer van deze viering.
De kermis in Vlissingen ging door tot half 12 ’s nachts. Niet fijn, maar te doen. De kermis in Weymouth stopte er om half 10 ’s avonds mee. Fatsoenlijk. De kermis in Fisterra stopt pas de volgende ochtend om 6 uur. Te veel van het goede voor twee bejaarde reizigers. Op onze vraag aan locals de volgende dag of dat nog doorgaat, is het antwoord het startschot om te verkassen naar een rustige baai. "Nog twee nachten, steeds tot 6 uur ’s ochtends".
Na een rustige nacht wordt het tijd om te verkassen. Op naar Ria de Arousa, één van de drie grotere ria’s. In deze ria liggen nogal wat rotsen, dus kien navigeren en goed uitkijken.
Op aangeven van een Zwitser, is het reisdoel Isla Sálvora, een klein eiland in de monding van de ria. Kleiner dan Isla de Ons en Isla Cíes, onbewoond, maar ook met minder toeristen. Muziek in de oren. We ankeren voor het strand en besluiten om de volgende dag het eiland te bezoeken. Helaas gooit Aeolus roet in het eten. ’s Avonds draait de wind en neemt in kracht toe. Waar overdag een rots zichtbaar vanwege het tij naast ons lag, moet deze nu achter ons liggen, hij is door hoogwater alleen niet zichtbaar. Wachten dus, tot ie zijn kop weer boven water uitsteekt zodat ik weet waar hij exact ligt.
Ondertussen vaart een lokaal vissersbootje in het donker vlak voor onze neus langs. Naast ons is een ander vissersbootje aan het vissen. Hij gooit het eind van een net in het water met een drijvend lichtje eraan, vaart een rondje terwijl het net naar buiten gaat en dan terug naar het rode lichtje. Dan het net naar boven en vis in de boot. Daartoe worden felle lampen op de boot ontstoken, het anker gaat uit en ze beginnen de vis te sorteren en het net te controleren. Als dat alles achter de rug is, gaan de lampen uit, het anker wordt gehesen en op naar de volgende spot voor hetzelfde ritueel.
Nu is het adagium op zee om ruime afstand van vissers te houden, want ze zijn alleen maar bezig met vissen en kijken nergens naar. Voor een mooi voorbeeld: https://youtu.be/fFWHlFZEm3M?feature=shared. Maar dat geldt ook voor deze vissers. Terwijl ik zit te wachten op het tevoorschijn komen van de rots, hou ik ze in de gaten. AIS aan, ankerlicht aan, extra knipperlicht onder de zonnepanelen. Zodra ik rond een uur of elf ’s avonds de rots zie en zie dat die op ruime afstand achter ons ligt, zie ik dat de vissers nog steeds aan het werk zijn. Ik ga naar binnen om tanden te poetsen en naar bed te gaan. Als ik in bed wil stappen, kan ik het niet laten om nog even naar de vissers te kijken. Ze komen recht op ons af! Ik kijk het twee seconden aan, sprint naar de voorhut om mijn mega sterke zaklamp te pakken en schijn hem recht in zijn snuffert. Niet de beste actie, beter had ik de zaklamp op eigen schip kunnen richten, maar als het gevaar zo dichtbij is, doe je wat. Het probleem is natuurlijk dat ik hem verblind. Op 10 cm afstand vaart ie achter ons langs. "Salut" hoor ik en hij gooit onverstoorbaar zijn net uit.
De volgende ochtend waait het nog dat het rookt, dus de brommer van het dek af en naar de wal waarbij de boot voor lager wal ligt, lijkt ons geen goed idee. Ankerop en naar Ribeira, weer voor anker. Bij Sálvora komen we later op een gunstiger moment wel terug.
Als de wind enkele dagen later is gaan liggen, varen we de jachthaven in en meren af voor enkele dagen. Water tanken, boodschappen doen en andere noodzakelijkheden. Ook spreken we uitgebreid met de bemanning van een Nederlands zeiljacht dat in de haven ligt en in(!) de ria is aangevallen door een orca, die een stuk van het roer afbeet. Op de foto de reparatie van het roer. We horen hoe het precies ging en wat ze gedaan hebben. Dat ze de orca’s niet hebben zien aankomen is wel de grootste verrassing. De beesten hebben hen van onderaf aangevallen. Direct gooiden ze vuurwerk het water in waardoor de orca’s het onderwaterhazenpad kozen (hazen zwemmen niet als vissen).
Op zaterdag 14 september is de wind gaan liggen en ondernemen we poging twee om naar Sálvora te varen. Dat gaat prima. Motor stationair vooruit bij en de Genua uit. Heerlijk, totdat we prrrrt kggggg horen. Toen was nog niet duidelijk dat een lokale visser het nodig vond om een opfriscursus duiken voor mij te organiseren. Puur geluk dat ik achter het roer zit en onmiddellijk de motor uit het werk haal. Ik sprint naar achter, de eerste gedachte was toch: Orca, maar nee. Een groen stuk touw komt onder water onder het onderwaterschip vandaan en gedraagt zich als een tijdelijk anker. Eerst maar eens de Genua inrollen en daarna het duikpak aantrekken. Met de snorkel onder het schip aan het werk lijkt geen goede optie, dus vraag ik Joyce om mijn duikuitrusting te pakken. Hoe ze de zware fles boven heeft gekregen is mij een raadsel maar het lukte. Het is even zoeken hoe alles ook alweer werkt, maar dan kan ik onder de boot. Wat ben je dan blij dat je dit aan boord hebt. En dat je kunt duiken. Eénmaal onder de boot zwem ik de twee boeitjes voorbij en zie de groene draad keurig om de schroef gewikkeld. Na inspectie besluit ik om de groene Nylon lijn op één plek door te snijden en de lijn los te halen van de schroef. Met succes. Geen schade aan schroef of andere onderdelen en de visboeitjes zitten nog vast. Een geluk voor mij én voor de visser.
Isla Sálvora is zo ongeveer het decor voor Jurassic Park. Schitterend landschap, grote rotsen, schaarse vegetatie. Het oude, niet meer bewoonde dorp is indrukwekkend. We krijgen van twee beheerders te horen dat onze papieren niet helemaal op orde zijn om te ankeren, maar ze maken er verder geen probleem van. Voor de avond valt varen we terug naar Ribeira. Één nachtelijk avontuur met vissersboten was meer dan genoeg.
Als we ’s ochtends wakker worden, liggen we aan lagerwal. De wind is gedraaid naar het noordoosten en iets in kracht toegenomen. Niet comfortabel. Het plan is om dieper de ria in een andere ankerplek op te zoeken. De zoute duikspullen liggen echter nog op het achterdek. Daarom eerst de jachthaven in om de spullen schoon te spoelen. De havenmeester komt al aanlopen om de lijnen aan te nemen. Als ik vraag of we max twee uurtjes mogen liggen om de spullen schoon te spoelen, wordt er instemmend geknikt met een bromgeluid dat ik niet thuis kan brengen. Joyce gaat de wal op voor wat extra inkopen en ik vul de watertanks en spoel alle duikspullen zoutvrij.
We willen gaan ankeren aan de zuidwest kant van Illa de Arousa, maar de bedachte plek is vrij smal en ligt vol met privé moorings. Met bebouwing rondom en weinig beschutting tegen de noordoostelijke wind, zoeken we een andere plek. Een strand bij Banda ó Rio.
De Ria de Arousa is wonderschoon. Er liggen veel serieuze rotsen in het water, waardoor navigeren iets meer inspanning en oplettendheid vraagt dan anders. Maar het helderblauwe water, de groene glooiende bergen, de blauwe luchten, het is prachtig allemaal. En veel drijvende vlotten waar schelpdieren of vissen worden gekweekt. In grote hoeveelheden.
Éénmaal geankerd liggen we goed. Denken we. Geen vervelende golfslag, maar wel veel wind, die ’s nachts flink toeneemt. Voor anker liggend zet ik altijd de ankerwacht. Op een app kan ik een afstand rond de boot aangeven, bijvoorbeeld 75 meter en dan gaat de app waken. Zodra de boot buiten die 75 meter komt, gaat er een vervelend alarm af. Wakker worden gegarandeerd, tenminste, als het alarm hard genoeg staat. Hetgeen deze nacht niet zo is. Joyce moet de kooi even uit en hoort het alarm heel zacht. Ze maakt me wakker, ik kom uit een diepe slaap en hoor niets. Helaas heeft ze gelijk, het anker is gaan krabben. Gelukkig liggen we ver genoeg van de fish-farms af om niet in de problemen te komen en het is volle maan, we zien tenminste iets. Terwijl het anker omhooggaat, mag ik veel zeewier van de ketting af halen. Als het anker boven water is, zit het onder het zeewier en een flinke klodder touw. Nachtelijke pret zullen we maar zeggen.
De boot opnieuw richting strand, het anker er weer in, flink meer ketting uit volgens de oude maritieme wijsheid: "When in doubt, let it out", ankerwacht opnieuw zetten en verder slapen.
Als de wind is gaan liggen, gaat het anker weer op, het zeewier gaat weer over boord. De volgende bestemming is Ilha de Ons. Dit grote eiland ligt voor de Ria de Pontevedra. We ankeren voor het strand. De volgende dag gaat de brommer de plomp in, we varen naar het strand en sjorren de brommer boven de vloedlijn. Een wandeltocht naar de vuurtoren staat op het programma. Het uitzicht is grandioos. De tocht naar beneden naar het dorpje gaat makkelijk, één van de weinig geplaveide wegen, de rest zijn zandpaden. We bezoeken het voor de inktvis aangeprezen restaurant. Als Joyce dat bestelt, hebben ze het niet, wel mossels. Die dan maar. Ik bestel gefrituurde kippenborst, Joyce werkt nog een Sangria weg, type mokerslag. De enige smaak die ik aan de kip kan ontdekken is de smaak van oud frituurvet.
Het wordt weer tijd om boodschappen te doen en dus varen we naar de jachthaven van Cangas in de Ria de Vigo. Het regenpak gaat aan, raden wat voor weer het is. Ook de wasserette wordt met genoegen bezocht. De volgende nacht brengen we door in de Ensenada de Barra, als tussenstop voor onze bestemming: Illas Cíes. Om te wennen alvast wat mist, die ’s avonds zo dik wordt dat we de andere boten niet meer kunnen zien en ook het dorpje op de hellingen niet.
De volgende ochtend gaat het anker op en varen we door dichte mist naar het eiland. Vanwege de dichte mist is alle aandacht gericht op het ontwijken van visboeitjes. Een Spanjaard met een snelle motorboot verschijnt uit het niets aan bakboordzijde en weet ons met een meter tussenruimte voor de boeg langs te ontwijken. Geen AIS transponder, geen navigatieverlichting en niet langzamer gaan varen na deze bijna botsing. Voor mij het bewijs dat niet alle Spanjaarden intelligent zijn.
Het ankeren gaat prima en we genieten van het spel van optrekkende en invallende mist. De ene keer lijkt de buurman ver weg, door de mist, het andere moment dichtbij als de mist opgetrokken is. Hoezo gezichtsbedrog.
Eerder op de middag werd een typisch Spaanse klucht ingeleid, een twee-akter. Door de mist komt een Spaans zeilbootje aanvaren, laten we zeggen, 10 meter lang, met een buitenboordmotortje van 4 pk. Met 4 redelijk zware mensen aan boord, dus logischerwijs 1 pk per persoon. Op zich al zeer lachwekkend, het motortje zwoegt maar de boot komt nauwelijks in beweging. Ze proberen een paar keer te ankeren, maar hoewel er nauwelijks wind staat, krabt het anker keer op keer. Ze besluiten om aan een grote mooringboei te gaan liggen, de enige in de hele baai, de brommer te pakken, motortje om te hangen van moederschip naar bijboot en aan wal te gaan. Dit was de eerste akte.
Uren later volgt akte 2. Een passagiersschip probeert af te meren aan de mooring. Er wordt geroepen en gefloten, maar uiteraard niemand aan boord. Dus schreeuw ik ze toe dat ze aan wal zijn. Er worden wat Spaanse termen teruggeroepen, maar zo goed is mijn Spaans nu ook weer niet. Ik trek mijn schouders op om te gebaren dat ik verder ook niets kan. De mannen laten de boot noodzakelijkerwijs maar drijven. Als tegen het eind van de middag de steiger vrijkomt, legt het passagiersschip aan. De zeilbooteigenaren komen terug, hangen de motor weer om en varen weg. Zich geen kwaad bewust. Heerlijk. Het motortje ploegt en zwoegt.
En weer wordt er harde wind voorspelt. We varen naar de jachthaven van Moaña, maar dit blijkt vol. We mogen afmeren aan een zware metalen mooringboei net buiten de haven. We grijpen de kans aan. Met metalen mooringboeien dans je een soort tango. Als er geen wind is, drijven ze graag naar je toe om daarna ritmisch tegen je romp op te beuken bij ieder klein golfje. Dus trek je de mooringlijn strak over de ankerplaat, zodat de boei geen kant op kan. Bij harde wind laat je de lijn juist vieren, zodat je niet voortdurend de zware boei op en neer tilt. ’s Nachts giert de wind door het want. Gelukkig liggen we vast als een huis en redelijk beschut door de ligging achter de jachthaven.
De volgende stop wordt Baiona, als tussenstop voor een reis naar Viana do Castelo, Portugal wel te verstaan. We varen tegen de wind in naar Baiona om daar achter de golfbreker te ankeren. Er loopt een behoorlijke deining de ria in, het is even ploeteren. Eenmaal op de ankerplek liggen we prima en we zijn bepaald niet de enige.
De volgende dag is er, wat ik noem, ankerplaatsdiarree. Niet dat mensen massaal en acuut last hebben van de stoelgang, maar bij het eerste daglicht loopt de ankerplaats leeg, alsof er een startschot is geweest.
De tocht naar Viana is vervelend, te veel golven met te weinig wind, ook nog eens van achteren. De zee is rommelig. We varen naar het zuiden, dus recht tegen de zon in. Hét podium om visboeitjes (te) laat te zien. Er zit niets anders op. Ik neem plaats op het voordek en Joyce zit achter het roer. Soms kruipen we door het oog van de naald als ik een visboeitje pas vlak voor de boeg zie. Maar het gaat goed.
Viana do Castelo is prachtig. Een verademing om weer even in een gezellig stadje te zijn zonder siësta-fratsen, na al die lege Spaanse vissersdorpjes. We liggen centrum stad in een dependance van de echte jachthaven met plek voor wel zes zeiljachten. We eten lekker in de stad, bezoeken een mooie kerk op de heuvel waar we naar toe mogen met een heus kabelbaantje en we drinken koffie op mooie pleintjes vol gezelligheid. Als je een kanon af zou schieten, raak je geheid mensen. Dit in tegenstelling tot de Spaanse vissersdorpjes. Zo fijn.